Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 22-01-2001, Pagina 9, Kunst, Recensie

Elektriserend ensemblespel in Stravinsky's Petroesjka

The Well-Extended Piano: concerten door Reinier van Houdt, Amsterdams Piano Quintet e.a. Theater LantarenVenster, Rotterdam, 17 en 18 januari.

Achtentachtig toetsen heeft een doorsnee-piano, maar sommige componisten en pianisten hebben daar niet genoeg aan. Dat was het uitgangspunt van The Well-Extended Piano, een tweedaags minifestival in het Rotterdamse Theater Lantaren/Venster. De titel, een verwijzing naar Bachs bekende Wohltemperierte Klavier, kreeg gestalte in vier concerten waarin het motief 'uitbreiding' op diverse manieren aan de orde kwam, al was het maar dat het eerste concert een solo-optreden betrof, terwijl voor het laatste vijf pianisten acte de présence gaven.

De extra's waarvan Reinier van Houdt zich in zijn openingsprogramma bediende, begonnen bescheiden: in For Piano I, dat Christian Wolff in 1952 componeerde, heeft de pianist niet genoeg aan tien vingers, maar moet op gezette tijden een toets met zijn neus indrukken. De fascinerende wijze waarop Van Houdt de gespleten dynamiek van Wolffs mobile-achtige muziek gestalte gaf hield de lachlust op veilige afstand. Ook in de zes daaropvolgende werken won ingetogen ernst het van de op zichzelf zotte collectie glaswerk, borsteltjes en ander klein grut waarmee het binnenwerk van de vleugel was opgetuigd.

Van Houdts keus omvatte menig marginaal werkstukje van soms marginale componisten, maar de gestage crescendo-lijn in het programma miste zijn uitwerking niet. In Unguis incarnatus est van Mauricio Kagel deed de elektronica zijn intrede, in Chimanzzi van Jerry Hunt bediende de pianist onder meer een high-hat en een base-drum, en in het slotwerk, het opnieuw mobile-achtige A Branch's Blow van Hans Poort, kreeg de piano er vier dubbelgangers bij in de gedaante van een quadrofonische tape.

Ook de vier improviserende pianisten die samen het kwartet Traveling Light vormen, kunnen niet van het binnenwerk van hun vleugels afblijven. Cor Fuhler en Sylvie Courvoisier zijn de verkenners, die de snaren naar hartelust beschrapen en betrommelen, met beurtelings spookachtige en beeldschone resultaten, terwijl Rob van der Broeck en Albert van Veenendaal zich eerder beperken tot een traditioneler, aan de toetsen gebonden jazz-idioom. Hoe dan ook, de gezamenlijke inspanning levert een rijkgeschakeerd geheel op.

De finale, verzorgd door het Amsterdams Piano Quintet, vonkte en spetterde dat het een aard had. Extended technieken waren daar niet voor nodig: alleen tijdens About Synchronicity van Maarten Bon dempen de spelers kortstondig enkele snaren met hun vingers. Bon, de spil van het gezelschap, is vooral een gedreven bewerker. Zijn pleidooi voor de muziek van Matthijs Vermeulen, een versie voor vijf piano's van diens tweede symfonie, Prélude à la nouvelle journée, is hartverwarmend. Dit werk stamt uit 1920 en is zo radicaal, dat het beschouwd kan worden als de Nederlandse Sacre du printemps. De grillige polymelodiek krijgt in Bons bewerking het zwart-wit-karakter van een röntgenfoto.

In Bons kwintetversie van Stravinsky's Petroesjka wortelt de virtuoze orkestratiekunst van de oude Igor kennelijk meer in de pianoklank dan Vermeulens symfonische visioenen. De pianotonen van Bons Petroesjka tinkelen en schitteren in talloze tinten en timbres, en de vijf pianisten leveren elektriserend ensemblespel dat de luisteraar onafgebroken op het puntje van zijn stoel houdt.


© Frits van der Waa 2006