Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 06-09-2001, Pagina K25, Kunst Katern, Recensie

Visionaire vergezichten van Alkan

Charles-Valentin Alkan: Symphony for solo piano en ander werk. Marc-André Hamelin. Hyperion.

Sommige componisten hebben een griezelige, vaak zelfs exclusieve affiniteit met de timbres die je uit een kast met hamertjes en snaren kunt halen. Chopin was zo'n componist, maar er zijn er meer geweest, speciaal in Frankrijk, waar klankkleur tot op de dag van vandaag altijd meer aandacht heeft gekregen dan in andere landen.

Chopins tijdgenoot Charles-Valentin Alkan (1813-1888) schreef weliswaar ook voor andere instrumenten, maar het belangrijkste deel van zijn oeuvre is toch gewijd aan de piano. Alkan begon zijn loopbaan als wonderkind en groeide al snel uit tot de Parijse tegenhanger van Franz Liszt, die twee jaar ouder was.

Anders dan Liszt had Alkan moeite met zijn roem. In 1838 (hij was nog maar 25) trok hij zich voor zes jaar terug uit het concertleven, een manoeuvre die hij in 1849 herhaalde - ditmaal voor een periode van niet minder dan 25 jaar. Zijn zelfgekozen isolement, gevoegd bij de moeilijkheidsgraad van zijn composities, kwam de verbreiding van zijn muziek natuurlijk niet ten goede. Al tijdens zijn leven was Alkan vergeten.

Sinds de jaren zeventig van de afgelopen eeuw is daar verandering in gekomen. Naast de Britse pianist en Alkanomaan Ronald Smith heeft zich nu ook de van huis uit Canadese pianist Marc-André Hamelin opgeworpen als pleitbezorger voor het werk van Alkan. Zijn registratie van de Symphonie pour piano seul, nu verschenen bij Hyperion, is vooralsnog een onovertroffen hoogtepunt van zijn activiteiten. Deze Symphonie, die weer deel uitmaakt van de twee uur in beslag nemende bundel Douze Etudes dans les Ton Mineurs uit 1857, is een superieur bewijsstuk van Alkans compositorische en pianistische vermogens.

Het werk, dat in handen van een mindere pianist gedoemd is te vervallen tot een bombastisch gezwoeg, krijgt bij Hamelin een vanzelfsprekende allure - voorzover een pianostuk dat een orkestwerk naar de kroon streeft die illusie vermag te wekken. Vooral deel twee, een Marcia funebre treft door zijn uitgekiende structuur en originele invallen.

Ook in de overige stukken op de cd, met name Souvenirs: Trois Morceaux dans le genre pathétique uit 1837, waarin de jonge Alkan ons al verrassend visionaire vergezichten voorschotelt, verwijst Hamelin met iriserende klanktoveringen alle pianistische krachtpatserij naar het tweede plan.

Federico Mompou: l'Oeuvre pour piano. Josep Colom. Mandala (4 cd's).

De naam van Federico Mompou (1893-1987) geldt in pianistenkringen al jaren als een geheimtip. Mompou was Catalaan, maar bracht een flink deel van zijn leven door in Frankrijk. Vergeleken met hem was Alkan een bon-vivant: Mompou leidde van jongs af aan een kluizenaarsbestaan. Gedurende zijn 94-jarige leven componeerde hij niet veel meer dan zes uur muziek - voor het overgrote deel korte, evocatieve pianostukken die ergens iets te maken hebben met Debussy en Ravel, maar toch een volstrekt eigen signatuur vertonen.

Zijn werk is ascetisch te noemen: zelfs een beginnend pianist kan de noten van Mompou's stukken doorgaans makkelijk aan. Maar die eenvoud is bedrieglijk. Veelzeggend is de titel van Mompou's laatste bundel, Musica callada ('verzwegen' muziek): de essentie ligt eerder tussen dan in de noten. Maatgevend voor de interpretatie van Mompou's muziek zijn de uitvoeringen van de componist zelf, die in de jaren zeventig zijn complete pianowerken vastlegde op het Ensayo-label.

Ter gelegenheid van Mompou's honderdste geboortedag in 1993 nam de Spaanse pianist Josep Colom de complete pianomuziek van Mompou op. Deze doos is onlangs opnieuw uitgebracht in een nieuw jasje. Coloms spel is eminent, al klinkt zijn vleugel minder gevoileerd en is zijn interpretatie menigmaal extraverter en dramatischer dan die van Mompou zelf. Vaak zit het verschil hem juist in de rusten en caesuren, en dat is veelzeggend.

Gabriel Fauré: Ballade, Fantaisie, Masques et Bergamasques, Pelléas et Mélisande. Emmanuel Strosser, piano, en Orchestre de Picardie o.l.v. Edmon Colomer. Assai.

In de muziek van Gabriel Fauré speelt de kleur een ondergeschikte rol, vergeleken met de noten. Maar die noten deugen wel, of het nu gaat om een betrekkelijk vroeg werk als de lyrische Ballade op.19 voor piano en orkest uit 1881, of de suite Masques et Bergamasques op. 112 uit 1919, waarin de spaarzame noten het neoklassicisme van de jaren twintig al lijken aan te kondigen.

In combinatie met de suite Pelléas et Mélisande en Fantaisie voor piano en orkest bieden deze werken een verhelderend doorkijkje in Faurés oeuvre. De opname is een beetje kaal: vooral in de Ballade lijken piano en orkest in verschillende ruimtes te staan. Hoewel het Orchestre de Picardie geen top-orkest is, komt het onder leiding van Edmon Colomer tot innemende uitvoeringen.


© Frits van der Waa 2006