Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 27-11-2001, Pagina 11, Kunst, Recensie

Bellini's helden tot in graf gevolgd

I Capuleti e i Montecchi, opera van Vincenzo Bellini, Radio Symfonie Orkest, Groot Omroepmannenkoor en solisten o.l.v. Alexander Rahbari. 25 nov., Vredenburg, Utrecht. Radio 4: 7 december, 20 uur.

Dat is waar ook, het is een Bellini-jaar. Geboren 1801, gestorven 1835, en toch nog tien opera's geschreven. De zesde heet I Capuleti e i Montecchi, en gaat voor de goede verstaander over Romeo en Julia. Aangezien Bellini er voor de verschillende opvoeringen wat aan heeft versleuteld, heeft meneer Claudio Toscani er in 2000 een nieuwe kritische editie van gemaakt.

Die versie beleefde zondag zijn eerste Nederlandse uitvoering, in concertvorm, onder auspiciën van de TROS, die in navolging van de Matineeconcerten van VARA, VPRO en NPS in het Utrechtse Muziekcentrum een eigen Operaserie organiseert. Matineetaferelen als boeketwerpen bleven uit, maar het Utrechtse publiek riep wel heel hard bravo. Dat was allereerst bedoeld voor de beide dames die de hoofdrollen vertolkten (Romeo is bij Bellini een mezzosopraan), dan voor tenor Roberto Juliano die ondanks een keelverstuiking de partij van Romeo's rivaal Tebaldo met glans ten gehore bracht, en dan nog een klein beetje voor tenor Kresimir Spicer (Lorenzo) en bas Marcello Lippi (Julia's vader).

Bellini's opera is geen bewerking van het befaamde toneelstuk, maar gaat terug op een oudere variant van het verhaal. Librettist Felice Romani heeft het verhaal, en daarmee ook de hoeveelheid rollen, heel compact gehouden. Romeo is hier een stuk krijgshaftiger dan bij Shakespeare. Een ander significant verschil is dat Julia of, in goed Italiaans, Giulietta, iets vroeger ontwaakt uit haar schijndood, zodat zij nog net een schrijnend slotduet kan zingen met haar Romeo, die zichzelf intussen uit liefdesverdriet vergiftigd heeft.

De Japanse mezzo Mika Shigematsu en de Costaricaanse sopraan Iride Martinez konden voortreffelijk uit de voeten met de bevallige melodieën en de vocale tierlantijnen waarop Bellini het patent had. Het ietwat kelige geluid van Shigematsu en het open, lichte timbre van Martinez' stem leverden een boeiende combinatie van contrast en versmoltenheid.

Het Radio Symfonie Orkest heeft zich onder leiding van de Iraans-Oostenrijkse dirigent Alexander Rahbari bekwaamd in vloeiend en gepolijst samenspel. De piccolospeler van het RSO maakte overuren in de forte-passages. Dat de porties geluid af en toe wat erg massief waren, lag eerder aan de wat overgevoelige akoestiek van de zaal. Het voordeel daarvan was weer dat de even frequente uitdunningen tot één enkel lijntje een intiem karakter en daardoor een des te sterker dramatisch effect kregen.

De protagonisten worden op de voet, ja, tot in de grafkelder gevolgd door hun familieclans in de gedaante van het Groot Omroepmannenkoor, dat een duit in het zakje doet, met veel geroep van Guerra! en Morte! Maar op het moment dat ze elkaar werkelijk in de haren lijken te vliegen heffen ze toch weer een eendrachtig gezang aan. Want zo gaat dat bij Bellini.


© Frits van der Waa 2006