Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 11-03-2002, Pagina 10, Kunst, Recensie

MacMillans muziek moet het van contrasten hebben

Werk van Maxwell Davies en MacMillan, door het Residentie Orkest o.l.v. James MacMillan. 8 maart, dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4: 16/4.
Werk van Maxwell Davies en MacMillan, door het Residentie Orkest o.l.v. James MacMillan. 8 maart, dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4: 16/4.

In hun speurtocht naar jong talent en nieuw repertoire zijn het Residentie Orkest en het Rotterdams Philharmonisch Orkest beide tegen dezelfde componist aangelopen: de 42-jarige Schot James MacMillan, auteur van een snel groeiend oeuvre.

MacMillan dirigeerde vrijdag bij het RO zijn Celloconcert en zijn Eerste Symfonie, waarna hij prompt naar huis is teruggevlogen, waar hij kennelijk iets gewichtigs te doen had. Komende donderdag, vrijdag en zaterdag staat hij al weer in Rotterdam op de bok, ditmaal met de werken Tryst en Adam's Rib. Daarmee is hij ongetwijfeld de eerste Engelse componist die binnen één week vier Nederlandse premières kan bijschrijven op zijn lijst van wapenfeiten. Hoe men in Rotterdam van plan is de zaal vol te krijgen bij die drie concerten is vooralsnog de vraag. Het Rotterdamse publiek is berucht om zijn afkeer van moderne muziek, en zelfs in Den Haag, waar men meer bij de tijd is, was de zaal bij dat ene concert matig gevuld.

Dankbaar waren de luisteraars wel, al was het eigenlijk nog wat vroeg in het jaar voor de twee MacMillan-werken, respectievelijk het tweede en derde deel van Triduum, een geheel aan de Paastijd gewijde Trilogie. Religie speelt in alle werken van de vurig katholieke Macmillan een belangrijke, zo niet dominante rol.

Voor puristen en liefhebbers van abstracte muziek kan dat bezwaren opleveren: zo klinken de harde slagen waarmee het Celloconcert eindigt significant anders als men weet dat het stuk een muzikaal essay is over Goede Vrijdag, en dat men hier dus de Heiland aan het Kruis hoort slaan. Het zal overigens weinig luisteraars ontgaan zijn: dit deel heet Dearest Wood and Dearest Iron, en wordt voorafgegaan door The Mockery en The Reproaches.

Het is muziek die het meer van het verhaal en van theatrale contrasten moet hebben dan van werkelijk muzikale inhoud. MacMillan kan goed orkestreren, en plukt daarbij wat vruchtjes mee uit het werk van illustere voorgangers als Stravinsky, Ives, Varèse, Sjostakovitsj en Messiaen, maar in feite stoelt de dramatiek van zijn werk op het contrast tussen amorf en diffuus gemier en gemurmel enerzijds en brokstukken uit plechtstatige, hymnische fanfares anderzijds. Of, simpeler gezegd, op de tegenstelling tussen de goede oude tonaliteit en een arsenaal aan twintigste-eeuwse ruisklanken.

Cellist Raphael Wallfisch vertolkte de oorspronkelijk voor Mstislav Rostropovich geschreven solopartij met verve, en MacMillan handhaafde het goede contact met het orkest waarvan hij in Peter Maxwell Davies' Five Klee Pictures al blijk had gegeven. Dat alles ging alleen wat te lang door.

De Eerste Symfonie 'Vigil' bood meer van hetzelfde, plus een paar extra's, zoals een in de zaal opgesteld koperkwintet dat voor fraaie ruimtelijke effecten zorgde, en een derde deel waarin MacMillan op een gegeven moment drie lagen in verschillende toonsoorten over elkaar heen boetseert, wat weer leidt tot een groots pandemonium met paukslagen en sirenes. MacMillan is meer een klankregisseur dan een verfijnd notensmid, maar zijn spirituele muziek is in elk geval oprecht en vrij van navelstaren.


© Frits van der Waa 2006