Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 04-06-2002, Pagina 11, Kunst, Recensie

Luchtige specht geestiger dan karige klopmotieven

Werk van Vleggaar, Andrikopoulos, Top en Van Dillen door het Nederlands Balletorkest o.l.v. Peter Rundel. 31 mei, Beurs van Berlage, Amsterdam. Radio 4: 11 september.

Het valt niet mee om als aankomend componist ergens een voet tussen de deur te krijgen, en daarom is het zo aardig dat het Nederlands Balletorkest zo om en nabij elk jaar de deur een flink eind open zet voor de toondichtende medemens in wording.

Vier daarvan, gekozen uit vijftien gegadigden, mochten vrijdag luisteren naar hun werken bij de zestiende aflevering van het Project Jonge Componisten. Het Balletorkest (binnenkort 'Holland Symfonia') kon hierbij alvast even oefenen in de nieuwe samenstelling met leden van het Noordhollands Philharmonisch Orkest. Dat kan een respectabel orkest worden, zeker als het zo blijft spelen als nu onder Peter Rundel.

Als het project zich inderdaad, zoals het programmaboekje meldt, richt op 'de jongste garde Nederlandse componisten' is het wat vreemd om te constateren dat één van de vier uitverkorenen een Griek is, en weer een ander geboren is in 1958. Kennelijk moeten we die criteria ruim zien.

Het was overigens de Griek - de 31-jarige Dimitris Andrikopoulos, leerling van Klaas de Vries - die met zijn vioolconcert Anthiparathesis de NOG Jonge Componistenprijs ter waarde van 3500 euro in de wacht sleepte. Het mankeert het bekroonde werk echter behoorlijk aan profiel, al blijft het discours tussen viool en orkest in grote lijnen wel overeind, mede dankzij de grote inzet van soliste Hebe Mensinga.

Een tweede bekroning, de NOG Stimuleringsprijs (1250 euro), viel de 28-jarige Giel Vleggaar ten deel, die met zijn luchtige Fast Lane Woodpecker een stuk schreef dat inderdaad opwekt tot aanmoediging. Vleggaars spechtenstuk is geestig, bondig en van een gering soortelijk gewicht. Maar de gedachten die het bevat worden aardig en met vaste hand uitgewerkt.

De twee overige werken zijn, hoewel beide ambitieus, welhaast elkaars tegenpool. De Symfonie Gouden Draak van Edward Top is een stuk dat met veel durf, fantasie en kennis van orkestzaken gemaakt is, maar waarin van alles wordt aangezwengeld dat voortijdig tot stilstand komt. En bij de over de hekel gehaalde Romantische klankzwelgingen waarmee het werk besluit kun je je afvragen waar de scheidslijn tussen ernst en ironie loopt.

In De Beweging van laatbloeier Oscar van Dillen is het thematisch materiaal beperkt, op het karige af zelfs. Van Dillen heeft de ontwikkeling van herhalende klopmotieven naar een extatische veelvoud van melodieën goed in de hand, maar het stuk klinkt dikwijls of datgene wat hem voor ogen stond - bijvoorbeeld het in elkaar grijpen van de klopmotieven - niet goed uit de verf komt. Om nog maar te zwijgen van begrippen als 'telesonantie', 'personantie' en 'metasonantie' waar Van Dillen in zijn toelichting mee schermt.


© Frits van der Waa 2006