Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 08-06-2002, Pagina 7, Kunst, Recensie

Hondenopera lijdt aan kippendrift

Werk van Anderson, Henze en Knussen door het Asko/Schönberg Ensemble o.l.v. Oliver Knussen. 5 juni, Concertgebouw, Amsterdam.

Componist Oliver Knussen heeft wat met kinderboeken. Hij brak ooit door met de opera Where The Wild Things Are, naar het prentenboek van Maurice Sendak, die in 1986 in Nederland werd uitgevoerd als Max en de Maximonsters. Sindsdien is Knussen, die tevens dirigeert, een geziene figuur in het Nederlandse muziekleven - wat niet alleen aan zijn omvangrijke gestalte ligt.

Het is een aandoenlijke gedachte dat in dat enorme, vijftigjarige lijf nog steeds ergens een kleine jongen schuilt, die zo dol is op de versjes uit Winnie the Pooh dat hij er muziek bij wil verzinnen. Er is alleen één probleem: in muzikaal opzicht is Knussen blijkbaar nooit een kind geweest. Hij deinst er niet voor terug Poohs charmante gepom aan te kleden als een coloratuur-aria die je eerder zou verwachten van types als Salome of Lulu.

Zo is het ook weer in zijn tweede opera, Higglety Pigglety Pop!, die woensdag zijn Nederlandse première in concertvorm beleefde, voorafgegaan door een prikkelende Alhambra Fantasy van Julian Anderson en vijf futloze Neapolitanische Lieder van Hans Werner Henze. Knussen zelf leidde het gebundelde Asko en Schönberg Ensemble.

De eenakter Higglety is eveneens gebaseerd op een boek van Sendak, maar anders dan bij de Maximonsters is de verhaallijn uiterst zwak: het gaat over een hondje met een onverzadigbare honger, dat de wereld intrekt, diverse dieren en mensen ontmoet en via een geforceerde wending in het plot terechtkomt in het Castle Yonder (het Kasteel in de Verte), waar het mag meespelen in de voorstelling Higglety Pigglety Pop!.

Door de structuur van het verhaal - een reeks dialogen - heeft Knussens opera merendeels het karakter van een begeleid recitatief. Maar wat voor recitatief, en wat voor een begeleiding: walmende overdaad en effectbejag stapelen zich zozeer opeen dat de in voortdurende kippendrift ontstoken zangers er nauwelijks tegenop kunnen boksen.

De zes vocalisten, samen verantwoordelijk voor tien personages, zetten overigens wel hun beste beentje voor. Naast hoofdrolvertolkster Mary King viel vooral Lisa Saffer op door haar vermogen om noten tot aan de gehoorgrens te priemen. Knussen heeft daar goed gebruik van gemaakt, wat leidt tot de enige werkelijk geestige scène in de opera, die zich afspeelt in een met speeldoosjes behangen kinderkamer, waar Jennie een woordenwisseling aangaat met de als een sirene gillende Baby.

Teleurstellend is ook het slot: als de voorstelling-in-de-opera een aanvang neemt lijkt een Mozart-pastiche enige verlichting te brengen. Maar zodra de zangers erbij komen treedt de hysterie weer in.

Het publiek in de Grote Zaal was wild enthousiast, maar dat gold dan toch vooral voor directie en zang, want het lijkt niet erg waarschijnlijk dat volwassenen dit zouteloze verhaaltje voor zoete koek slikken. En dat alles op muziek waarvan honden noch kinderen brood zullen lusten.


© Frits van der Waa 2006