Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24-04-2003, Pagina K19, Kunst katern, Recensie

Verwantschap

Bach/Webern: Ricercar, door het Münchener Kammerorchester en The Hilliard Ensemble o.l.v. Christoph Poppen. ECM.

Anton Webern, door de na-oorlogse generatie uitgeroepen tot de apostel van de seriële muziek, had een diepe bewondering voor het werk van Johann Sebastian Bach. Niet voor niets doopte hij zijn orkestbewerking van de zesstemmige fuga uit Bachs Das Musikalisches Opfer tot opus 1 van zijn officiële werkenlijst, al was het bij lange na niet zijn eerste compositie. Die bewerking voegt een extra dimensie toe, die typerend is voor Weberns eigen esthetiek, omdat hij daarin met behulp van telkens wisselende instrumentale kleuren de motivische structuur van het werk blootlegt.

Met die fuga opent en sluit de opmerkelijke ECM-cd waarmee het Münchener Kammerorchester en het Hilliard Ensemble de verwantschap tussen deze twee ogenschijnlijk zo verschillende componisten hoorbaar maken. Die verwantschap schuilt vooral in de gave om uit één enkel gegeven een complete muzikale structuur te winnen. Als om aan te tonen dat die gave eerder aangeboren dan aangeleerd is, heeft dirigent Christoph Poppen een keus gemaakt uit het vroege werk van de toondichters.

Zo wordt het hart van het 'programma' gevormd door Bachs cantate no. 4, Christ lag in Todesbanden, waarin de gelijknamige koraalmelodie in alle partijen tegelijk lijkt op te duiken. De uitvoering zal ervaren Bachluisteraars ietwat spichtig in de oren klinken, omdat de partijen in de koordelen solistisch bezet zijn, maar de vocale pracht van het Hilliard Ensemble neemt dat bezwaar vrijwel volledig weg.

Bachs cantate wordt omlijst door twee bewerkingen van strijkkwartetten van Webern. De eerste, die van het vroege Strijkkwartet uit 1905, is van de hand van Poppen. In dit werk overheerst nog de klank van de laatromantiek, maar de zoekende, alle kanten uitvliegende harmonieën worden bijeengehouden door Weberns zuinige omgang met het muzikaal materiaal. In de vier jaar later gecomponeerde Fünf Sätze für Streichquartett op. 5, die Webern zelf later voor strijkorkest bewerkte, is de binding met de traditionele tonaliteit vrijwel geheel verdwenen - maar juist in deze context wordt duidelijk dat dat geen werkelijke breuk was, maar een logische consequentie van het voorafgaande. De dynamische verschillen die Webern hier voorschrijft zijn extreem - een actieradius van pppp tot fff, wat door Poppen nauwgezet wordt gerealiseerd, zodat het wel een probleem is om de cd zo af te spelen dat alles hoorbaar is zonder bij de luidere passages in burengerucht te vervallen.

Britten: String quartets 2 & 3, door het Brodsky Kwartet. Challenge Classics.

De laatste van Benjamin Brittens strijkkwartetten worden gescheiden door een periode van dertig jaar. Het Tweede stamt uit 1945, het Derde - zijn laatste grote werk - uit 1975. De verschillen in stijl zijn navenant: de samenklanken van het Derde zijn beduidend scherper, en tegelijkertijd is de muziek ingetogener en meer verstild dan die van zijn extraverte, zonnige voorganger. Wat de twee stukken gemeen hebben zijn een indrukwekkende melodische inventiviteit, een waarlijk virtuoze beheersing van het medium strijkkwartet, en een structuur waarin het gewicht ligt op het laatste deel.

Een kolfje naar de hand van het Brodsky Kwartet, dat met deze cd eens te meer zijn positie als een van de vooraanstaande strijkkwartetten van nu bezegelt. De vertolkingen zijn glashelder, en kenmerken zich door spankracht en een fraai uitgebalanceerde klank.

Franz Schmidt: Symfonie nr.4 en fragmenten uit 'Notre Dame', door het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Yakov Kreizberg. PentaTone Classics.

Met een fraaie vertolking van de Vierde Symfonie van Franz Schmidt (1874-1939) geeft Yakov Kreizberg zijn eerste cd-visitekaartje af als chef van het Nederlands Philharmonisch Orkest. Schmidt was niet wat je noemt een nieuwlichter: het werk stamt uit 1933, maar had met gemak veertig jaar eerder geschreven kunnen zijn. Niettemin is het stuk, een 'requiem' voor zijn vier jaar eerder overleden dochter, niet te versmaden. Kreizberg ontlokt zijn nieuwe orkest een malse, intense klank en legt de nadruk op de grote lijn.


© Frits van der Waa 2006