Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 23-08-2003, Pagina 7, Kunst, Recensie

Sterk debuut Sieghart bij Gelders Orkest

Sjostakovitsj, Tsjaikovski en Stravinsky. Door Het Gelders Orkest o.l.v. Martin Sieghart. 21 augustus, Musis Sacrum, Arnhem. Herhaling: Amsterdam (26/8).

Kwekkende blazers, trippelende pizzicati, een liefdevol dansje, en knetterend vuurwerk van de percussionisten: dat alles passeert de revue in de eerste paar minuten van Sjostakovitsj' Eerste Symfonie uit 1925. Het is een slimme keus van de Duitse dirigent Martin Sieghart om zijn eerste optreden als chef-dirigent van Het Gelders Orkest met dit stuk te openen. Deze muziek, waarop de jonge Sjostakovitsj al zijn verbeeldingskracht heeft losgelaten, is een ideale lakmoesproef om de chemie tussen orkest en dirigent te testen. En die chemie is er. Sieghart, die in de afgelopen jaren al menigmaal voor het Gelders Orkest heeft gestaan, houdt musici en luisteraars op het puntje van hun stoel, met zijn precieze, gedecideerde stijl van dirigeren.

Hij is niet alleen bedreven in het werk op de vierkante millimeter, maar ook in het vasthouden van de grote lijn. Dat is te horen in het derde en vierde deel van de symfonie, een breed opgezette treurmars en een finale waarin het orkest watervallen en wervelwinden van klank ontketent.

Sieghart, die zich het komende seizoen vooral met Weense componisten als Mozart, Mahler en Beethoven profileert, heeft voor zijn debuutprogramma drie Russen met elkaar gecombineerd. Na het spierballenvertoon van Sjostakovitsj doet de elegantie van Tsjaikovski's Rococovariaties bijna oppervlakkig aan, maar dankzij het gedreven cellospel van Quirine Viersen krijgt ook die luchtigheid nog enige diepgang. Na een lichte frictie aan het begin, waar de soliste voortvarender te werk ging dan de dirigent, viel ook hier alles op zijn plaats en toonde Sieghart zich een aandachtig begeleider.

Met de Vuurvogel-suite van Stravinsky gaat Sieghart tot het uiterste van wat zowel Het Gelders Orkest als de akoestiek van de Arnhemse concertzaal Musis Sacrum aankunnen. Hij scherpt het fluisterende begin dusdanig aan dat zich bij de trombones een lichte amechtigheid voordoet, en vervolgens, wanneer de motoriek de overhand neemt, doet het gejoel van de strijkers af en toe precair aan. Maar de ankerpunten zijn solide, de verdroomde passages hebben warmte en intensiteit, en in de finale schettert het koper triomfaal. Het Gelders Orkest bewijst zich andermaal als een van de beste onder de regionale gezelschappen, en het is dan ook volkomen terecht dat het komende dinsdag met dit veelkleurige programma zijn visitekaartje komt afgeven in het Amsterdamse Concertgebouw.


© Frits van der Waa 2006