Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 14-10-2003, Pagina 10, Kunst, Recensie

Pianiste Pires haalt intimiteit grote zaal in

Bach, Kurtág en Brahms, door Till Fellner. 11 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.
Schubert, Bach en Chopin, door Maria João Pires en Jian Wang. 12 oktober, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 27/10, 13.30 uur.

Maria João Pires, die zondagavond de serie Meesterpianisten opende, heeft zo haar eigen opvattingen over de manier waarop ze zich als musicus wil presenteren. Daarom kreeg het publiek bij entree een brief uitgereikt waarin ze haar overtuiging nader toelichtte.

'Het woord solist heeft een eigen betekenis die ik onaangenaam vind, en daarom heeft het pianorecital een effect dat onnatuurlijk, onevenwichtig en soms zelfs pijnlijk aandoet.' Musiceren is volgens Pires iets dat je samen doet. Vandaar dat ze voor haar ' recital' ook de Chinese cellist Jian Wang had uitgenodigd, met wie ze al dikwijls heeft samengewerkt.

Omdat de Portugese meesterpianiste het verder al even onnatuurlijk vindt om van te voren vast te leggen wat ze gaat spelen, was de aangekondigde cellosonate van Beethoven vervangen door Schuberts Arpeggione-sonate en een Pastorale van Bach. En ten slotte werd voorafgaand aan het optreden aangekondigd dat Pires en Wang, teneinde de 'intieme en informele sfeer' van het concert te verhogen, tijdens de pauze op het podium zouden blijven. Naast de vleugel was een zitje ingericht met twee fauteuiltjes en een schemerlamp. Daar ontstond in de pauze inderdaad een gezellige drom van om handtekeningen vragende toehoorders.

Toch kwam de beoogde intimiteit het best tot zijn recht tijdens het musiceren zelf, en dan speciaal in de solowerken die Pires ten gehore bracht, twee Klavierstücke van Schubert en de derde Sonate van Chopin. Vooral in de luwtes bereikte ze met haar ongeëvenaarde toucher een innige, ongekunstelde lyriek, waardoor het oor van de luisteraar als het ware in de vleugel getrokken werd. Maar het elan waarmee ze de stormachtiger passages en de notenguirlandes te lijf ging was al even hartveroverend. Uit haar samenspel met Wang, die zijn cello kan laten zingen als geen ander, spreekt een geestverwantschap van een volkomenheid die je zelden aantreft tussen twee musici. De muziek wordt onder hun handen pure klankpoëzie.

Pires heeft natuurlijk gelijk dat het optreden in een grote zaal iets tegennatuurlijks heeft – al zit er weinig anders op met een gehoor van tweeduizend mensen. In dat licht is het goed dat het Concertgebouw met ingang van dit seizoen ook een pianoserie in de Kleine Zaal brengt, waarin vooral plaats is voor jong en minder bekend klaviertalent.

Die serie opende zaterdag met een optreden van de 31-jarige Oostenrijker Till Fellner, wiens vuurkracht soms iets te hevig was voor de bescheiden ruimte. Zijn spel is sec, technisch puntgaaf en getuigt van een scherp analytisch oor. De manier waarop hij de opeenstapelingen van thema's in de fuga's uit Bachs Wohltemperirte Clavier transparant weet te houden is briljant, en ook in de Händel-variaties van Brahms legt hij vooral de gelaagde structuur bloot. Coloriet is daarbij voor hem eerder middel dan doel. De expressionistische klanken van Kurtágs Játékok ontbeerden dan ook overtuigingskracht – al had dat ook te maken met het al te aforistische gehalte van deze muziek.


© Frits van der Waa 2006