Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 02-02-2004, Pagina 11, Kunst, Recensie

Orchestre de Radio France ongehoord goed

Shéhérazade teder vertolkt door Anne Sofie von Otter

Werk van Di Tucci, Messiaen en Ravel, door het Orchestre Philharmonique de Radio France o.l.v. Myung-Whun Chung. 31 januari, Concertgebouw, Amsterdam. Uitzending Radio 4: 3/2, om 20.02 uur.

Coloriet en instrumentatie spelen al meer dan tweehonderd jaar een belangrijke rol in de Franse muziek, wat Franse componisten menigmaal is komen te staan op het verwijt dat hun werk te weinig diepgang en muzikale inhoud zou hebben.

Wat daar ook waar van mag zijn, het programma dat het Orchestre Philharmonique de Radio France in de Zaterdagmatinee ten gehore bracht, ontbrak het evenmin aan kleur als aan substantie. Wat wel ontbrak was de aanvankelijk aangekondigde liedcyclus Nuits d'Eté, die op verzoek van mezzosopraan Anne Sofie von Otter was vervangen door Ravels Shéhérazade, dat ze binnenkort met Pierre Boulez op de plaat gaat zetten.

Von Otter-liefhebbers kwamen er met dit stuk, dat slechts twaalf minuten duurt, tamelijk bekaaid vanaf, en de reikwijdte van het met dit programma beoogde historisch perspectief werd er wat minder door, maar het idee bleef overeind: door werk van de 45-jarige Jean-Jacques Di Tucci, Olivier Messiaen en Maurice Ravel werd de genetica van een eeuw Franse muziek in terugwaartse richting gevolgd.

Het Orchestre Philharmonique de Radio France is zo'n beetje de pendant van ons Radio Filharmonisch Orkest, maar zit met een bestand van honderdveertig musici wat ruimer in zijn jas, aangezien ze in Frankrijk bij het maken van cultuurbegrotingen nog steeds niet op een cent kijken. Naar verluidt is het orkest nationaal bekeken primus inter pares, en met zijn optreden van zaterdag bevestigde het die reputatie ten enenmale. Wat chefdirigent Myung-Whun Chung het gezelschap met minimale gebaren aan mengkleuren, dynamisch raffinement en lenig samenspel ontlokte, had een zelden gehoorde kwaliteit die je zelfs niet aantreft bij ons eigen Concertgebouworkest – al blinkt dat wellicht in ander repertoire meer uit. Het is vooral de wendbare houtblazerssectie die een geweldig palet aan kleuren tot zijn beschikking heeft en daarmee fungeert als trait d'union tussen koperblazers en strijkers. Maar het is ook een kwestie van orkestcultuur, want zelfs het slagwerk mengt ongehoord goed met de overige instrumenten. Het timbre van dit orkest is daarmee een continuüm, waaruit Chung naar believen versmolten en individuele klanken kan kiezen.

Jean-Jacques Di Tucci maakt in zijn Rivages II uitstekend gebruik van deze mogelijkheden. Het werk, dat acht dagen tevoren zijn wereldpremière beleefde, opent energiek, met snel kabbelende samenklanken, die uitmonden in een fraaie climax, waarin de componist een subtiel spel speelt met aanzwellende en snel wegstervende akkoorden. Daarna ebt het stuk langzaam weg in liggende tonen, kortstondige woelingen en tremulerende strijkers, in totaal een parcours van tien minuten dat weliswaar op spanning blijft, maar de gewekte verwachtingen niet helemaal inlost.

L'Ascension, een vroeg werk van Olivier Messiaen, is daarentegen gebouwd op kleurcontrasten: de componist, van huis uit organist, put uit de verschillende registers van het orkest. Het is een boeiend stuk, dat streeft naar extase, maar nog niet gebukt gaat onder het zwelgende navelstaren dat het latere werk van deze componist kenmerkt. De verbintenis met Ravel springt hier en daar duidelijk in het oor, en er schemert af en toe zelfs wat Stravinsky in door.

Von Otters voorbeeldige vertolking van Shéhérazade, gedragen door donzige strijkers, kenmerkte zich door grote tederheid en een uiterst genuanceerde balans tussen de zang en de begeleiding. Maar het Franse radio-orkest overtrof al het voorgaande met de tweede suite uit Ravels Daphnis et Chloé, waarin het liet horen dat het ook briljant en groot geluid kan maken, en tegelijkertijd klanken kan produceren die langsdwarrelen als een wolk voortgeblazen bladeren.


© Frits van der Waa 2006