Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 april 2005 (pagina 19)

Bij Von Eckardstein vlamt de vleugel

Werken van Schubert, Franck, Messiaen en Prokofjev, door Severin von Eckardstein, piano. 18 april, Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht. Herhaling: Amsterdam 24/4. Radio 4: 22/5, 20.15 uur.

Hij kan de pianosnaren een kil en koel geluid ontlokken dat doet denken aan staal en glas, om ze het volgende moment te laten klinken als fluweel of dons. Severin von Eckardstein is een ingetogen pianist. Hij speelt niet op het publiek, zit een beetje krom achter het klavier, maar rakelt ogenschijnlijk zonder inspanning vlammende klanken op uit de vleugel.

Toen de destijds 24-jarige Duitser in 2003 het prestigieuze Koningin Elisabethconcours won, ging dat gepaard met enig gekrakeel, omdat zowel hij als de nummer twee in de leer was geweest bij jurylid Karl-Heinz Kämmerling. Maar Von Eckardstein liet maandag in het Utrechtse Muziekcentrum horen dat hij geen protectie of kruiwagens nodig heeft. Vredenburg mocht dan slecht bevolkt zijn, de kaarten voor zijn debuut in de Amsterdamse Meesterpianisten-serie zijn goeddeels verkocht.

Het was even acclimatiseren in dat halfverlaten amfitheater, waar het geluid de neiging had te gaan rondketsen, en de eerste Moments musicaux van Schubert klonken dan ook wat omfloerst, alsof Von Eckardstein de akoestiek nog moest aftasten. Maar gaandeweg won zijn spel aan zelfverzekerdheid en maakte de waas plaats voor warmte en intimiteit. Ook in het labyrint van zoekende harmonieën waarmee Prélude, choral et fugue van César Franck opent, weet hij feilloos de weg te vinden, waarna hij de koraalmelodie laat oplichten uit ketens van gebroken akkoorden. Nee, Von Eckardstein is geen showbink, maar ook allesbehalve een dorre letterknecht.

Toch zijn zijn vertolkingen van het romantisch repertoire minder dwingend dan het werk van Prokofjev en Messiaen dat hij na de pauze liet horen. De tot klepelende klokjes gestileerde wulpenroepen uit Messiaens Le courlis cendré kregen een obsessieve zindering, en in de suite uit Prokofjevs Romeo en Julia liet Von Eckardstein de nootjes buitelen, verzoende het elastische met het motorische en bekroonde het slotdeel met een daverende verstilling.

Ook in de twee toegiften – een prelude van Skrjabin en de adembenemende, uit beukende clusters opdoemende Winnsboro Cotton Mill Blues van Frederic Rzewski – gaf de aankomende meesterpianist duidelijk te kennen dat zijn hart in de eerste plaats bij de 20-ste-eeuwse muziek ligt.


© Frits van der Waa 2006