Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 4 juli 2005 (pagina 10)

Kwijnende zang bij verdwijnend orkest

Tsjaikovski, Kantsjeli en Brahms, door het Radio Symfonie Orkest o.l.v. Gerd Albrecht. Concertgebouw Amsterdam (2/7).

Het voorlaatste concert van het Radio Symfonie Orkest liet de aanstaande afbraak van het gezelschap al enigszins bespeuren. Voor het RSO valt 7 juli het doek na een optreden in de Robeco-zomerserie van het Concertgebouw. Daarna worden alle radio-orkesten door elkaar geharkt, en moet een deel van de musici naar huis.

Dat het programma van zaterdag nogal flets uitpakte, was te wijten aan een verhindering van vaste gastdirigent Eri Klas. De Duitser Gerd Albrecht nam het van hem over. Daarom moest De Storm, een minder bekend werk van Tsjaikovski, plaats maken voor diens Romeo en Julia, en werd Sjostakovitsj' Vijfde Symfonie vervangen door Brahms' Eerste. Dat met zo'n programma de routine op de loer ligt, laat zich makkelijk indenken.

Het is te hopen dat zulke wisselingen zich deze zomer niet te vaak voordoen, want de zeventiende jaargang van de reeks zomerconcerten ziet er florissant uit. In de begintijd oogde het programma nogal eens als een samenraapsel, maar in de loop der jaren is daar steeds meer samenhang in gekomen. Zo is ruim eenderde van de 87 concerten ditmaal gewijd aan la douce France, een motto met een baard, dat evenwel op een inventieve manier is ingevuld. Het gamma reikt van Rameau tot Messiaen, en voor Saint-Saëns is een ereplaatsje ingeruimd, met vijf rondom zijn muziek geprogrammeerde concerten.

Een actieve gast is Jaap van Zweden, die onder meer drie concerten met Mozart en Stravinsky dirigeert; ook al een zwanenzang, ditmaal van het Radio Kamerorkest. Verder komen er deze zomer heel wat coryfeeën naar het Concertgebouw (zowel uit de klassieke hoek als uit de jazz en de wereldmuziek), en klinkt er een wereldpremière van Kurtág. Van het omgegooide RSO-programma was nog één stuk overeind gebleven, het merkwaardige dubbelconcert And farewell goes out sighing uit 1999 waarin de Georgiër Gija Kantsjeli een orkest, een viool en een countertenor combineert met een collage van Shakespeare-fragmenten. Marijn Simons excelleerde in het trekken van mooie lange vioollijnen. Derek Lee Ragin, een zanger met een week en zoet timbre, counterde kwijnend. De muziek bewoog zich tussen suizende stiltes, een mistroostig mineurmotto en theatrale tamtamslagen.

In Brahms en Tsjaikovski blonken Albrecht en het RSO vooral uit in ordentelijkheid. Van verrassingen was geen sprake, wat onder deze omstandigheden eigenlijk niemand aan te rekenen viel. Het orkest kan zich volgende week onder Jiri Kout nog revancheren met Beethoven, Bartók en andermaal Brahms. De Derde ditmaal. Voor het laatst.


© Frits van der Waa 2006