Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Boeken, 30 september 2005 (pagina 28)

Componeren voor het zwarte gat

Sommige zaken zullen nooit rechtvaardig over de mensheid verdeeld kunnen worden. Het meest flagrante voorbeeld daarvan is de roem. Een beetje beroemd bestaat niet. Het is top of flop, ertussenin kan eigenlijk niet.

Het is dit probleem dat Martin Kaaij aan de kaak stelt in zijn boek Niet bij Bach alleen. Kaaij is van huis uit gitarist, maar bereikt ongetwijfeld een groter publiek met zijn geschreven bijdragen aan de VPRO-Gids, waarin hij zijn licht laat schijnen over klassieke muziek op radio en tv.

Het boek is geen bundeling van eerder gepubliceerde stukken, maar één samenhangend betoog, waarin Kaaij zich vooral ten doel stelt om vergeten minor masters te ontrukken aan hun schaduwpositie. Niettemin springt de auteur een beetje van de hak op de tak, vermoedelijk omdat hij vooral gewend is aan sprintjes trekken.

Prijzenswaardig is het vermijden van vaktermen - al neigt het frequente gebruik van het woord 'liedje' in plaats van 'melodie' of 'thema' soms naar kleuterjuffentaal. Het doet weinig af aan de overtuigingskracht van zijn pleidooi voor half of totaal vergeten componisten als Franz Beck, Woldemar Bargiel of Erkki-Sven Tüür (respectievelijk tijdgenoten van Haydn, Brahms en onszelf).

Over smaak valt te twisten wat Kaaij betreft. Zo hekelt hij het verschijnsel dat elk jeugdwerk van Mozart automatisch wordt ingelijfd bij de canon, terwijl het beste werk van Georg Christoph Wagenseil wat hem betreft veel boeiender is. 'Roem slokt alle kritiek op, zoals een zwart gat een lichtbundel absorbeert', in zijn woorden. Onbeantwoord blijft alleen de vraag hoe het nu komt dat de ene componist een zwart gat wordt en de andere een obscure satelliet blijft - of andersom, zoals bij Johann Sebastian Bach gebeurd is.

Kaaij onderbouwt zijn breed uitwaaierend verhaal met menige prikkelende analyse. In het hoofdstuk 'Van hogerhand' komt die niet alleen op een hoger plan te staan, maar krijgt ze ook een cynische ondertoon.

Met name het beleid van de overheid om musici aan te sporen tot ondernemerschap en marktgericht denken krijgt er flink van langs. Het beeld van een staatssecretaris die voldaan neerstrijkt bij 'orkestprogramma's met dj's en zangers van het Turkse levenslied' spreekt boekdelen.

Het geeft wel aan dat muzikale faam blijkbaar een kwestie is van mode. En daarmee ondergraaft Kaaij in wezen zijn belangrijkste stelling, namelijk dat de lijst met beroemde componisten langzamerhand 'verstopt begint te raken'. Alsof er geen ruimte meer is voor iets nieuws, en alsof ook die grote coryfeeën niet van hun voetstuk kunnen vallen.

De snelle opmars van Sjostakovitsj bij de symfonieorkesten bijvoorbeeld is zo'n ontwikkeling, die vijfentwintig jaar terug nog volkomen onvoorzien was. En Mozarts verzameld werk mag bij de drogist liggen, in de concertzaal hoor je het niet zo vaak meer tegenwoordig.

Wat niet wegneemt dat de muziek van Sylvius Leopold Weiss, Jan Dismas Zelenka en Heinrich Marschner, hoe behartigenswaard ook, inderdaad wel niet meer blijvend aan de bak zal komen. Want het is nu eenmaal oneerlijk verdeeld in de wereld.

Martin Kaaij: Niet bij Bach alleen - Rangen en standen in de klassieke muziek Contact; € 16,90


© Frits van der Waa 2006