Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 februari 2006 (pagina 15)

Een krachtige 'kleurdoos' met veel gevoel

Het Cavaillé-Coll-orgel in de Haarlemse Philharmonie is in oorspronkelijke staat hersteld. Behalve de pijpen en de kas is alles nieuw. 'Het leek wel een publieke vrouw.'

Ruisend en strelend schallen de orgelklanken door de lege zaal van de Haarlemse Philharmonie. Stadsorganist Jos van der Kooy trekt tussen twee frases nog een paar registers bij, en brengt met de voetpedalen een indrukwekkende expansie teweeg. 'Het is echt heel mooi van klank', zegt hij als de laatste noten verstorven zijn. 'Heel poëtisch en krachtig, en romantisch zonder sentimenteel te zijn. Gevoelig, maar het dweilt niet.'

Het orgel in de Philharmonie is weer als nieuw - of beter gezegd: als oud. Dankzij de ingrijpende restauratie van de firma Flentrop verkeert het weer in de staat waarin het in 1875 door de bouwer, Aristide Cavaillé-Coll, werd opgeleverd. Alleen stond het toen niet in het Haarlemse Concertgebouw.

De eerste eigenaar van het orgel was het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt. Daar werd het bespeeld door beroemdheden als Camille Saint-Saëns en Louis Vierne, maar het raakte na een kwarteeuw in onbruik. In 1917 werd het verkocht aan Haarlem, maar werd pas in 1924 in het Concertgebouw, nu de Philharmonie, geplaatst. Zo, door een gril van de geschiedenis, is het instrument het enige dat is overgebleven van het roemruchte Paleis, dat in 1929 in vlammen opging.

Maar dit orgel kan het ook best zonder de faam van het Paleis stellen. Cavaillé-Coll was immers de belangrijkste orgelbouwer van de 19de eeuw. In Nederland staan vijf instrumenten van zijn hand, en daarvan is het Haarlemse veruit het omvangrijkst. Het bedrag dat met de restauratie gemoeid is - 1,2 miljoen euro - is dan ook welbesteed.

'Dit is een reconstructie', beklemtoont Flentrop-directeur Cees van Oostenbrugge. 'Toen het orgel hier in 1924 werd geplaatst, is het door de firma Adema voorzien van pneumatische kegelladen, wat grote gevolgen had voor de klank omdat de winddruk werd genivelleerd. Daardoor paste het mechaniek niet meer bij de pijpen. We hebben ons bij de restauratie gelukkig kunnen oriënteren op het Cavaillé-Coll-orgel in Lisieux, een zusterorgel met hetzelfde bouwjaar, en op een soortgelijk instrument in Warrington.'

Ook Henk Kooiker en Jan Jongepier, die als adviseurs hebben toegezien op de restauratie, zijn geestdriftig. 'In feite is alles nieuw gemaakt, behalve de pijpen en de kas', zegt Kooiker. 'Een aardige meevaller was dat er in Ottersum vier windladen zijn teruggevonden die in 1947 waren weggegeven. En daarna dook er in Hulst nog een positieflade op. En uit Barendrecht hebben we nog een register teruggehaald, een Unda Maris.'

'Het huidige pijpwerk is zeker voor 97 procent authentiek', aldus Jongepier. 'Er is in de loop van de tijd wel wat aan gemorreld, maar van de spraakmakende dingen zijn ze gelukkig afgebleven.'

Voor de restauratie is het orgel helemaal uit elkaar gehaald, waarna elk fragment werd gefotografeerd en opgemeten. Aan de hand daarvan was goed te zien welke onderdelen origineel waren. In het vernieuwde inwendige van het orgel is de reconstructie nog duidelijker zichtbaar gemaakt: alle oude onderdelen hebben de oorspronkelijke donkerrode kleur, waardoor duidelijk te onderscheiden valt wat is toegevoegd.

De orgelkas, die vanaf 1965 mahonierood was geverfd, en in later jaren in vreemde pasteltinten, heeft na enig overleg de klassieke bruine tint van 1924 gekregen. 'In de tijd van het Paleis was het vrijwel helemaal wit, met veel bladgoud', zegt Kooiker. 'Het leek wel een publieke vrouw. Dat zou ons 90 duizend euro aan bladgoud hebben gekost.'

Een extraatje is dat aan de achterkant van de zaal, die grenst aan de ruimte voor de artiesten, drie vensters zijn aangebracht, waardoor het inwendige van het orgel te zien is. De vierduizend pijpen zijn natuurlijk niet allemaal zichtbaar, maar wel de balgen, de abstracten - de dunne houten latjes die essentieel zijn voor het verkeer tussen toets en pijp - en de zogeheten Barkermachines die de aanslag vergemakkelijken.

Het gerestaureerde Cavaillé-Coll orgel, zo benadrukken alle betrokkenen, is een verrijking voor de Haarlemse orgelcultuur. 'We zijn hier op tweehonderdvijftig meter afstand van het beroemde Müller-orgel in de Sint-Bavo', zegt Van der Kooy.

'Dit orgel krijgt een rol in de stadsconcerten, maar zeker ook in de Zomeracademie van het Haarlemse Orgelfestival.' Philharmonie-directeur Neil Wallace koestert een droom die nog verder gaat: 'In Italië weten we de pijpen te liggen van een barokorgel uit 1720. Voor de herbouw is drie ton nodig, maar in de nieuwe Kleine Zaal is voor de zekerheid een orgelnis vrijgehouden.'

De stadsorganist laat intussen nog even horen hoe de Voix Celeste klinkt. 'Iets anders gestemd, zodat je een lichte zweving krijgt. Dan kun je roomse bidprentjes spelen.'

'Wat een kleurdoos, hè', valt adviseur Kooiker hem bij. 'En nu nog even de grondstemmen, dat smeuïge violenkoor...'

Inwijdingsconcert van het Cavaillé-Coll-orgel, met werk van Vierne, Franck, Messiaen e.a. door Jos van der Kooy, Christine Kamp en Holland Symfonia o.l.v. Ermanno Florio: 3 februari, 19.30 uur.


© Frits van der Waa 2006