Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 13 februari 2006 (pagina 11)

Turandot loopt als allochtoon rond in haar eigen opera

Turandot, van Giacomo Puccini, door de Nationale Reisopera o.l.v. Charles Edwards en Ed Spanjaard. Orpheus, Apeldoorn (11/2). Tournee.

Het tijdperk waarin Puccini werkte aan zijn laatste opera Turandot was niet de fraaiste bladzijde in de geschiedenis van Italië. In 1922 kwam Mussolini aan de macht. Puccini kreeg in 1924 een erebaantje als senator wegens zijn grote verdiensten voor de Italiaanse cultuur. Maar in het algemeen hield hij zich verre van politiek, en bovendien was hij ziek. Twee maanden later was hij dood.

Voor de Britse regisseur Charles Edwards zijn deze omstandigheden niettemin aanleiding om Turandot niet te situeren in een sprookjesachtig China, zoals het libretto wil, maar in het fascistische Italië van 1926, het jaar waarin de opera voor het eerst werd opgevoerd.

Dat ziet er op het eerste gezicht goed uit, met een decor van nepmarmer dat de architectuur van de periode weerspiegelt, en een menigte in grauwe crisiskleren, die in bedwang wordt gehouden door zwarthemden. Turandot, de ijsprinses, is immers een genadeloze heerseres die dood en verderf zaait. Alle prinsen die naar haar hand dingen laat ze de kop afhakken, tenzij ze erin slagen drie raadsels op te lossen. De drie raadsheren Ping, Pang en Pong bezingen haar wreedheid in een partijkantoortje onder het toeziend oog van een portret van Il Duce, waarbij een papiersnijder dienst doet als guillotine.

Dat is een aardig moment, maar op den duur overtuigt de vondst niet. Gezien de vele chinoiserieën in Puccini's partituur was het vermoedelijk effectiever geweest om Turandot te verplaatsen naar het tijdperk van Mao. Eigenaardig is alleen al het eerste optreden van Turandot (Lisa Livingston), die in een Chinees praalkostuum ten tonele verschijnt, terwijl haar eigen vader, keizer Altoum, gezien zijn vest en gleufhoed volledig in 1926 is ingeburgerd.

Afgezien van de Prins van Perzië, die in de eerste akte een kopje kleiner wordt gemaakt en daarna op gezag van regisseur Edwards als geestverschijning over het podium dwaalt, is Turandot daarmee de enige allochtoon in haar eigen opera. Het helpt weinig dat Livingston haar gewaad in het volgende bedrijf verwisselt voor een duster, die zelfs wanneer Prins Calaf (Frank van Aken) eraan trekt minder hard wappert dan haar vibrato. Dat het totalitaire marmer in brokstukken uiteenvalt op het moment dat Turandot smelt voor Calafs liefdesvuur is even onverklaarbaar als de wending in het verhaal zelf, en heeft met de feitelijke gang van de geschiedenis niets meer te maken.

Intussen vaart Puccini's zwanenzang wel bij de krachtige inzet van het voor deze gelegenheid flink uitgebreide Reisoperakoor, dat het kleine speeloppervlak bij wijlen overvol maakt. Overweldigend is ook de gloed die het Orkest van het Oosten onder aanvoering van Ed Spanjaard in de noten legt. Hoewel de solisten van goeden huize komen hebben ze er wel een toer aan om voldoende tegengas te geven. Naast de imposante, maar onvast zingende Livingston steekt sopraan Machteld Baumans gunstig af als het deerniswekkende slavinnetje Liù. De eveneens Nederlandse tenor Frank van Aken weert zich kranig in de rol van Calaf, maar mag wel op zijn stem passen als hij nog wat langer mee wil.


© Frits van der Waa 2006