Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 oktober 2006 (pagina 15)

Mozarts 'Requiem' bij Kemme fris en levendig

Mozart, door de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Johannes Leertouwer. 17 oktober, Grote Kerk, Alkmaar. Herhaling: Eindhoven (20), Den Haag (21), Groningen (22), Amsterdam (23) en Rotterdam (25/10).

Het mag paradoxaal lijken dat de Nederlandse Bachvereniging zich uitgerekend buigt over Mozart, maar dat past bij de ruimhartige taakopvatting die het gezelschap erop na houdt, en tenslotte is het nu eenmaal een Mozartjaar. Bovendien is er iets bijzonders aan de hand met het huidige project: het hoofdbestanddeel is een nieuwe uitwerking van Mozarts Requiem, vervaardigd door de Amsterdamse muziektheoreticus Clemens Kemme.

Zoals bekend is het requiem in feite onvoltooid, omdat de componist ontijdig door de dood overvallen werd. De versie die al ruim twee eeuwen in zwang is, is van de hand van Mozarts leerling Franz Xaver Süssmayr, die het grootste deel van het werk aan de hand van de nagelaten notities heeft geïnstrumenteerd, en bovendien tekende voor de voorlaatste drie onderdelen (voor het slot greep hij terug op Mozarts opening). Süssmayrs werk is dikwijls bekritiseerd en door deskundigen verbeterd. Zo heeft de Nederlandse Mozartkenner en componist Marius Flothuis al in de jaren veertig een aangepaste versie gemaakt, die enkele jaren terug door de Bachvereniging op cd is gezet. Het gezelschap is na de oktobertournee nog niet klaar met het werk: in november volgen concerten met een strijkkwartetbewerking van de 19de-eeuwse componist Peter Lichtenthal.

'Er zal nooit een definitieve versie komen', erkent Kemme, die zijn geschreven toelichting zaterdag bij het concert in Den Haag van uitvoeriger mondeling commentaar zal voorzien. Zijn streven naar een ideale versie is vanzelfsprekend legitiem. Mozart mag heilig zijn, Süssmayr is dat niet. Kemme heeft diens instrumentatie op punten verbeterd, en daarnaast wat versleuteld aan de door hem bijgecomponeerde onderdelen.

Uiteindelijk moet je wel goed zijn ingevoerd in het Requiem om de verschillen waar te nemen, zeker wanneer de uitvoering plaatsvindt in een ruimte als de Alkmaarse Grote Kerk, waar de akoestiek de waarneming van de orkestbalans nogal vertroebelt. Het koor en de vier solisten sponnen er daarentegen garen bij. Dat speciaal de door Süssmayr gecomponeerde delen door de bewerking zijn opgefrist, is duidelijk: de klank wordt levendiger en transparanter, en de balans tussen de verschillende onderdelen is gunstiger, al blijft het door Kemme wat ingekorte Benedictus aan de langdradige kant.

Dirigent Johannes Leertouwer zaaide vooral in aangrijpende onderdelen als het Dies Irae meer opwinding dan hij gewoonlijk doet, creëerde mooie contrastwerkingen en hield tegelijkertijd de grote spanningsbogen in de gaten. Minder voorspoedig verliep de uitvoering van de 'Jupiter'-symfonie in het voorprogramma. De inzet was er wel, maar in de zachtste passages klonken de violen ijl en pieperig, terwijl op uitbundiger momenten veel tegen- en tussenstemmen ten onder gingen in het totaal.


© Frits van der Waa 2006