Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 15 maart 2007 (pagina K22)

Prettige knispering

Dieterich Buxtehude: L'oeuvre d'orgue. Bernard Foccroulle. Ricercar (5 cd's).

Het leven van Dieterich Buxtehude (1637-1707) viel samen met de grote bloeiperiode van de Duitse orgelbouw. Arp Schnitger was de beroemdste orgelmaker van zijn tijd, en Buxtehude schreef de beste muziek voor het instrument. Jazeker, Buxtehude was een voorbeeld voor Bach, zo stelt organist Bernard Foccroulle in het boekje bij zijn opname van Buxtehudes complete orgelwerken, maar dat impliceert niet dat zijn composities minder goed zouden zijn. Integendeel, Buxtehudes oeuvre kan gezien worden als het hoogtepunt van de Noord-Duitse orgelmuziek, en de muziek van Bach is in dat licht bezien een eindpunt, een logische consequentie.

Foccroulle staaft dit standpunt met sprankelende en veelzijdige vertolkingen, waarin hij laat horen dat hij gedurende de vijftien jaar dat hij de Brusselse opera geleid heeft, zijn oorspronkelijke beroep niet verleerd is. Zijn opname van de integrale orgelwerken telt iets minder stukken dan de diverse verzamelboxen die door verscheidene collega's zijn uitgebracht. Weggelaten zijn alle werken waarvan het auteurschap niet vaststaat en een aantal stukken die Foccroulle geschikter achtte voor het klavecimbel. Het is nog altijd genoeg voor vijf cd's, waarop evenzoveel orgels te horen zijn. Daarmee doet Foccroulle eens te meer recht aan de veelzijdigheid van Buxtehudes werk.

Foccroulle bespeelt hier twee Schnitger-orgels – het majestueuze instrument in de Groningse Martinikerk en het nauwelijks minder indrukwekkende orgel van de Ludgerikerk in het Oost-Friese Norden. Buxtehudes eigen orgel in Helsingør mocht natuurlijk niet ontbreken (ook al is er maar één oorspronkelijk register van over), en verder klinken er twee moderne barokorgels, waaronder dat van de orgelmaker Grönlunds in Stockholm. Aardig is dat dat instrument in de middentoonstemming staat, wat de klank een prettige knispering geeft.

Twee genres beoefende Buxtehude bij voorkeur: het Praeludium en de Koraalfantasie. In die tweede categorie schuilt vooral de verbinding met Bachs werk. De Praeludia staan veeleer in de traditie van de fantasia's en toccata's zoals Buxtehudes voorgangers Scheidemann en Sweelinck die beoefenden, maar door zijn bekwaamheid in wat de 'stylus phantasticus' genoemd werd krijgen ze een nooit eerder vertoonde opulentie en een veelheid aan schakeringen. De diverse composities reiken van minuscule koraalbewerkingen met een lengte van een minuut tot grootschalige muzikale architecturen. Muzikale pracht en praal gaan hier hand in hand met religieuze devotie, zevenenzeventig keer in totaal. Gevoegd bij Foccroulles Spielfreude is het resultaat subliem. Ook het uitvoerige cd-boekje verdient alle lof. En vlak de bijdrage van mezzo Bernarda Fink op de laatste twee tracks niet uit.

Diego Ortiz: Ad Vesperas. Cantar Lontano o.l.v. Marco Mencoboni. Alpha.

Het Italiaanse ensemble Cantar Lontano haalt werkelijk alles uit de kast. Tussen sereen gregoriaans, zoetvloeiende meerstemmigheid en prachtlievende instrumentale ensembles duikt regelmatig bijna volkse akkoordzang op in de vespercomposities van de Spaanse renaissance-componist Diego Ortiz. Het is soms even slikken, maar imposant is het hoe dan ook.

Thomas Morley: The First Book of Consort Lessons. La Caccia o.l.v. Patrick Denecker. Ricercar.

Het Elizabethaanse broken consort bestond uit zes verschillende instrumenten, wat tal van smakelijke combinaties opleverde. Het Belgische ensemble La Caccia geeft luisterrijke vertolkingen van de greatest hits die Thomas Morley verzamelde in zijn First Book of Consort Lessons (1599). Een 'muselaer' ofwel virginaal zorgt voor nog meer afwisseling. Curieus is de uit de popmuziek overgenomen praktijk om de cd te besluiten met een onbenoemde hidden track.


© Frits van der Waa 2007