Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 december 2007 (pagina 17)

Poulenc als dankbaar studie-object

Dialogues des Carmélites. 12/12, Koninklijk Conservatorium Den Haag. Herhaling: 14, 16, 17, 19, 20/12.

Om de diepere drijfveren van Francis Poulencs opera Dialogues des Carmélites te doorgronden moet je eigenlijk van katholieke huize zijn. En zelfs dan zal de geloofsopvatting die een nonnengezelschap er in 1789 toe bracht zich collectief naar de guillotine te laten leiden, menigeen wat fundamentalistisch voorkomen.

Desondanks zullen ook agnosten voldoende kunnen herkennen in dit verhaal, waarin, uitzonderlijk voor een opera, de liefde amper een rol speelt, waarmee ook de mannen allemaal naar de zijlijn verbannen zijn. De voornaamste antagonist is de angst – eerst de angst voor het leven, die de aristocratendochter Blanche ertoe brengt zich in het habijt te hullen, en, veel overheersender, de angst voor de dood. Die angst overwint Blanche, maar ten slotte is het toch de dood die triomfeert.

Voor de Nieuwe Opera Academie, de vervolgopleiding van de conservatoria in Amsterdam en Den Haag, is deze opera met zijn vele rollen, een dankbaar studie-object. Desondanks wordt de voorstelling met een dubbele cast gespeeld. Regisseur Alexander Oliver, artistiek leider van de NOA, heeft het verhaal vormgegeven in een uiterst sobere enscenering, waarin een traliehek het belangrijkste attribuut is.

De opera is niet vrij van een zekere monotonie, wat alles te maken heeft met de 'dialogen' uit de titel die leiden tot gezeglijk gezang. In de monden van de meeste vertolkers blijft dat aan de vlakke kant. Opmerkelijke uitzonderingen zijn (althans in cast A) Laila Sbaïti als de lieflijke Soeur Constance, Kai Rüütel als Mère Marie en Klara Uleman, die als priores voor een indrukwekkende sterfbedscène zorgt. Sonja Volten staat als hoofdrolspeelster Blanche vrijwel steeds op het podium, maar steekt in vocaal opzicht niet veel af tegen de anderen.

Poulencs muziek is gezien het jaar van ontstaan, 1957, niet bepaald modern, maar bevat tussen de dialogen door veel mooie tussenspelen, momenten vol agitatie en schitterende passages met klokken. Stravinsky klinkt in de instrumentatie, Bach in de momenten van treurnis; helemaal goed, vooral ook omdat het conservatoriumorkest onder Henrik Schaefer zijn beste beentje voorzet. Alleen al de slotscéne, een mars naar het schavot waar de zusters een voor een voor de bijl gaan, wat door Oliver fraai is vormgegeven, is in al zijn ijzingwekkendheid onvergetelijk.


© Frits van der Waa 2007