Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 juli 2008 (pagina K20)

Bondig, speels, sprankelend, kruidig

Jacques Beers – musicien d'avenir. Marja Bon, Eleonore Pameijer, Frans van Ruth, Marcel Worms, Irene Maessen e.a. Biografie: Jurjen Vis. Attacca (2 cd's).

Het was maart 1927 toen een 24-jarige jongeman aankwam in Parijs. Hij heette Jacques Beers, was vier jaar eerder als pianist afgestudeerd aan het Amsterdamsch Conservatorium en hoopte in Frankrijk zijn horizon te verruimen. Na een moeilijk eerste jaar kreeg hij geleidelijk voet aan de grond. Hij werkte als repetitor en begeleider en schreef tussendoor artikelen over het Parijse muziekleven voor het Algemeen Handelsblad. Na een jaar werd hij benoemd tot organist in de Duitstalige Christuskirche. Hij nam compositielessen bij de organist Jean Huré en de beroemde pedagoge Nadia Boulanger en ontpopte zich meer en meer als componist. In mei 1928 stonden zijn Trois chansons pour danser op een programma met werken van Ravel, die later een aanbevelingsbrief voor hem zou schrijven aan de muziekuitgeverij Salabert.

Ravel noemde hem een 'musicien d'avenir', een muzikant van de toekomst, en dat is ook het epitheton waarmee Beers wordt aangeduid op de aan zijn werk gewijde dubbel-cd die onlangs bij Attacca is verschenen. Ravels karakteristieke handschrift siert zelfs de buitenkant van de verpakking, die tevens een mini-biografie van de hand van Jurjen Vis bevat. Gezien het gekozen letterformaat en de hoeveelheid pagina's is dat nog een kloek boekwerkje.

Zo heel veel toekomst was Jacques Beers overigens niet meer gegund. Het uitbreken van de oorlog noopte hem terug te keren naar Nederland, waar hij noodgedwongen een baantje aannam als muziekleraar aan de Duitse school in Amsterdam. Hoewel hij absoluut geen sympathie voor de nazi's had en na twee jaar ander werk vond, zou hij daar tijdens de naoorlogse zuivering nog flink last mee krijgen. Maar in die tijd had zich al de hartkwaal geopenbaard waaraan hij in 1947 zou overlijden.

De muziek van Beers raakte nagenoeg in het vergeetboek, maar heeft nu kunnen profiteren van de toegenomen belangstelling voor veronachtzaamde componisten uit het interbellum. Dezelfde groep musici die heeft geijverd voor de muziek van Leo Smit, een goede vriend van Beers, heeft nu ook een Jacques Beersstichting in het leven geroepen. Deze eerste cd-release bevat een groot deel van Beers' kamermuziek; zijn orkestmuziek en de door zijn biograaf uitdrukkelijk geloofde Missa sine tenore zullen in een later project aan bod komen. Daarbij is dan hopelijk ook plaats voor de complete werkenlijst die in deze uitgave nog ontbreekt.

Volgens Vis was Beers als componist 'lui', en zijn oeuvre is inderdaad niet groot, maar dat wil niet zeggen dat hij zich er met een jantje-van-leiden vanaf maakte. Opvallend aan zijn muziek zijn juist de zorgvuldige afwerking en het nagenoeg ontbreken van ongeïnspireerde passages. Zijn stijl is uiteraard Frans georiënteerd. Er klinken echo's van Debussy, Ravel, Poulenc en ook Stravinsky, en de teksten van zijn verschillende liedcycli zijn vrijwel allemaal Franstalig. De liederen zijn bondig en speels en ontlenen hun toegankelijkheid aan de combinatie van een sprankelende methodiek en kruidige pianobegeleidingen. Maar Beers was als het zo uitkwam goed in mimicry: in zijn vijf Negro Songs uit de jaren dertig tapt hij uit een bluesy vaatje, wat zangeres Irene Maessen door haar stem bij te kleuren nog benadrukt. Een van de meest originele composities is het zestal 'Oud-Nederlandsche' liederen, waarin de archaïsche liedwijzen, zoetgevooisd neergezet door tenor Marcel Beekman, door de klavierspeler in vreemde, bitonale tinten worden gehuld.

In alle werken op deze cd heeft de piano, Beers' eigen instrument, een belangrijk aandeel en wat dat betreft is het goed dat er drie verschillende pianisten hun medewerking aan dit project hebben verleend. Charmant zijn de acht kleine stukjes voor piano vierhandig uit 1933; in de twee korte werken uit de jaren veertig is het idioom meer bezonken. De piano- en de fluitsonate die hij omstreeks 1930 componeerde, zijn naar de eisen van de tijd uitgesproken neoclassicistisch van toon. Een niet gedateerd stuk, Mouvement, oorspronkelijk gecomponeerd voor hobo, maar later steeds uitgevoerd op viool, valt op door zijn grote lyriek en reikwijdte.

Het valt niet te ontkennen dat Jacques Beers een minor composer was en dat hij dat zou zijn gebleven, ook wanneer hij niet zo vroeg gestorven was. Daar komt bij dat de stijl waarin hij componeerde binnen enkele jaren na zijn dood voor verouderd werd uitgekreten. Maar in al zijn bescheidenheid is zijn muziek van een smaakvolle distinctie die de tand des tijd overstijgt en zeker voor fijnproevers niet te versmaden is.


© Frits van der Waa 2008