Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 januari 2010

Bliksemflits en donder metafysisch uitgediept

Werk van Murail, Dufourt en Grisey, door Asko/Schönberg o.l.v. Pascal Rophé. 7 januari, Muziekgebouw, Amsterdam.

Zoals schilders pigmenten mengen om een bepaalde tint te krijgen, zo mengen componisten timbres tot klankkleuren. Vooral in Frankrijk is dat een kunst die eeuwen teruggaat en al door Berlioz en Ravel op zeer hoog niveau werd beoefend. Hun hedendaagse erfgenamen hebben de lijn verder doorgetrokken. Ze beoefenen het 'spectralisme': vanuit het gegeven dat elke natuurlijke klank zijn eigen kenmerkende boventoonspectrum heeft, bouwen ze nieuwe spectra door klanken op elkaar te stapelen.

In het jongste programma van Asko/Schönberg werden drie voormannen van deze aan het eind van de jaren zestig opgekomen beweging nader belicht, aan de hand van nooit eerder in Nederland uitgevoerde composities. De meest recente daarvan was Liber Fulguralis van Tristan Murail, een spectaculair stuk waarin klanken samengaan met een video van Hervé Bailly-Basin. Het vertrekpunt is een bliksemflits met donderslag die aanleiding geeft tot een bijna metafysische uitdieping. De beide kunstenaars komen tot een fraaie integratie van de twee lagen, maar iets te vaak ook tot passages waarin beeld en geluid parallel lopen. Het zijn dan vooral de fascinerende, rap vertakkende dendrieten, lichtende spinnetjes, bewegende rorschachtests en panoramische wolkenluchten van Bailly-Basin die de oubolligheid op afstand houden, want de muziek is, hoe rijkgeschakeerd en imposant ook, een beetje gratuit in zijn overdaad. Pas tegen het slot bereikt Murail een intensiteit die de luisteraar in de klank lijkt te zuigen.

Het contrast met La Tempesto d'après Giorgione uit 1976 van Hugues Dufourt kan nauwelijks groter zijn. Dufourt laat zijn publiek met succes een kwartier lang op een houtje bijten, door met een contrabasklarinet, een contrabasfluit en andere ultralage instrumenten bijna subsonische klankcombinaties teweeg te brengen. Des te verrassender is dan het moment waarop hoge tonen hun intree doen en de muzikale ruimte als het ware openklapt.

Maar Murail en Dufourt zijn kleine jongens vergeleken bij de in 1998 overleden Gérard Grisey. Zijn Le temps et l'écume voor vier slagwerkers en een ensemble waarin twee synthesizers belangrijke kleuraccenten plaatsen, beleefde een wervelende uitvoering waarin de intussen bekende evoluerende klankvlakken worden onderworpen aan veelstemmige spectrumwisselingen en harmonische transformaties. De mixturen die Grisey bewerkstelligt, soms traag, soms pijlsnel, roepen associaties op met verschietende lichtbundels, en wat dat betreft is hij echt een grootmeester van de spectrale muziek.


© Frits van der Waa 2010