Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 30 augustus 2010

Soundtrack van Versailles in Utrecht

Festival Oude Muziek Utrecht.

De somptueuze luister van het Franse vorstenhof anno 1700 is ver te zoeken in de reuzenbarak die dienst als Utrechts noodconcertgebouw. Toch doen de musici op het podium een manhaftige poging om hun gehoor te verplaatsen naar de tijd van Lodewijk XIV, de Zonnekoning, tevens de hoofdpersoon van het 29ste Festival Oude Muziek, dat geheel gewijd is aan de muziek uit het Franse baroktijdperk.

Capriccio Stravagante – extravagante gril – luidt de naam van het overwegend uit Franse musici bestaande ensemble dat het openingsconcert van het festival verzorgt. Extravagant is het streven om Lodewijks hoforkest te reconstrueren misschien wel, maar een gril kun je het toch niet noemen.

Les 24 Violons du Roi heette dat gezelschap, het eerste echte beroepsorkest ter wereld. Het bestond uit vijf strijkersgroepen, van hoog tot laag, hier aangevuld met een handvol blazers plus een tweetal klavecimbels en een theorbe voor het akkoordenwerk.

Natuurlijk is de muziek die Jean-Baptiste Lully, Marin Marais en al die andere hofcomponisten schreven wel eerder uitgevoerd. Het bijzondere is hier dat de drie middenstemmen hier worden gespeeld op drie nieuw gereconstrueerde types altviool, waardoor de bovenstem zich verheft boven een bedding van versmolten harmonieën – de 'soundtrack van Versailles', zoals festivaldirecteur Xavier Vandamme het typeert in zijn welkomstwoord.

De klank van de vierentwintig strijkers , aangevoerd door klavecinist en artist-in-residence Skip Sempé, is zonder meer opulent, maar levert toch niet de beloofde openbaring op. De dansante melodieën zijn stralend genoeg, zeker als hobo's en blokfluit ze kracht bijzetten, maar het middengebied is wel erg poezelig, op het zwemmerige af.

Naarmate] het concert vordert lijkt het er steeds meer op dat het ensemble gewoonweg nog niet voldoende is ingespeeld. Het muziekgenot is er nauwelijks minder om, zeker niet wanneer een drietal zangers, onder wie de beloftevolle Nederlandse sopraan Judith van Wanroij, het ensemble komt versterken in amusante dialogen en terzetten, zoals dat van drie magiërs die het vocaal uitschateren op teksten als 'hô-hô-hô' en 'hî-hî-hî'.

Toch werd het Franse hofleven eerder gekenmerkt door decorum dan door jokkernij. Het geestelijk leven speelde een belangrijke rol en of de 'Heer' die in de teksten werd toegezongen nu de vorst was of het opperwezen maakte per saldo weinig uit. In de Jacobikerk laten koor en orkest van Le Parnasse Français dat horen in een viertal 'grands motets' die in hun dramatische lay-out met een afwisseling van solodelen, kleine en grote koren en instrumentale ritornellen nauwelijks onderdoen voor het latere werk van Bach en Händel. Het kan ook kleinschaliger, getuige de 'versets' van François Couperin die klinken bij het Vlaamse gezelschap Il Gardelino: gezongen bespiegelingen op korte, veelal tweeregelige teksten die door de inventiviteit van de componist een grote welsprekendheid krijgen.

Vindingrijker nog was de grote Jean-Philippe Rameau, wiens Pièces de clavecin en concerts, briljant uitgevoerd door het trio Pantomime, guitigheden en spitse dialogen bevatten waarmee zijn werk vooruitwijst naar de pianotrio's van Haydn. Het is alleen jammer dat de details iets te subtiel zijn voor de ruime galm van de Pieterskerk.

De zuilen en achterwanden van het Pandhof, de kloostergang naast de Domkerk, die is omgebouwd is tot festivalcentrum, leveren daarentegen nog een heel aanvaardbare akoestiek op. In feeëriek groen en paars licht klinkt hier om middernacht intieme luitmuziek, en wordt in de namiddag kaas of wijn geproefd. Alles afkomstig uit la douce France natuurlijk, net als de muziek.


© Frits van der Waa 2010