Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 oktober 2010

Naargeestig decor, te luid strotwerk

Kát'a Kabanová van Janácek, door De Munt o.l.v. Andrea Breth, Leo Hussain. 26/10, Muntschouwburg. Brussel. Tot 14/11. Klara: 6/11, 20:00 uur.

Mistroostig is de entourage waarin de Duitse regisseuse Andrea Breth (1952) Kát'a Kabanová van Leos Janácek situeert. In een uitgeleefd pand, waarin nog geen kraker zou willen wonen, darren personages rond die je gegeneerd zou vermijden als je ze in de supermarkt tegenkwam. Kát'a's echtgenoot Tichon heeft bijvoorbeeld een moeder die hem in zijn blote kont in een teiltje zet om hem te schrobben. En er schuifelen in zwarte moslimdracht gestoken baboesjka's over het toneel, die door hun bazen worden getrapt en in het gezicht gespuwd.

Op zichzelf is het te prijzen als een regisseur streeft naar een visualisering die meer wil zijn dan een aankleding, maar de uit de toneelwereld afkomstige Breth maakt er in haar enscenering voor de Brusselse Munt wel een heel naargeestige, afstotelijke boel van, die bovendien zo ellendig slecht verlicht is dat het als toeschouwer niet meevalt de personages uit elkaar te houden.

Vermoedelijk is het haar bedoeling de existentiële pijn van de hoofdpersoon Kát'a aanschouwelijk te maken. Kát'a is een getrouwde vrouw, die tegen beter weten in een affaire begint met de jonge Boris, maar daarna zo door wroeging gekweld wordt dat ze haar misstap openlijk aan iedereen kenbaar maakt, waarna ze zich verdrinkt in de Wolga. Door Janácek is dat in 1921 allemaal heel nauwgezet in uiterst geconcentreerde muziek gevat, waarin knoestige, uitgehouwen motieven en melodieflarden zich ontvouwen op een ondergrond van scintillerende klanken.

Daarover mag men in Brussel niet klagen. De Britse dirigent Leo Hussain (1978) heeft een scherp oor voor de nuances, de tinten en de wonderlijke kijk op harmonie van Janáceks muziek. Helaas grossieren de zangeressen Evelyn Herlitzius en Natascha Petrinsky als Kát'a en haar schoonzus Varvara het overgrote deel van de tijd in ongenuanceerd en vooral veel te luid strotwerk. Te midden van een verder adequate cast is tenor Kurt Streit (Boris) het enige vocale lichtpuntje in het schemerduister.

Maar ook hij blijft een marionet. Want Breth, die er blijkbaar geen idee van heeft hoe je een soort contrapunt tot stand brengt tussen de visuele en de auditieve component, reduceert door haar grimmige eendimensionale benadering ook nog eens alle personages behalve Kát'a tot rokkengraaiende, morbide types. Daar is intussen niets grensverleggends meer aan. Het is alleen maar plat.


© Frits van der Waa 2010