Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 december 2011

Tenor Elsner houdt zich staande in drinklied

Britten en Mahler, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. 17 december, De Doelen, Rotterdam.

Midden in het eerste onderdeel van Das Lied von der Erde vloog er zomaar een half dirigeerstokje meters de lucht in, om ergens in het orkest te belanden. Blijkbaar slaat Yannick Nézet-Séguin, de chef van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, wel vaker een stok in tweeën, want bij het volgende deel van Mahlers grote liedcyclus had hij zomaar weer een compleet exemplaar in handen.

Het is tekenend voor Nézet-Séguins geestdrift, maar ook voor zijn gedegen voorbereiding. De aandacht van de kwieke Canadees verslapt geen moment, en hij draagt dat op het orkest over met een lichaamstaal, die waar nodig strak en helder is, maar die vaker doet denken aan die van een danser, die alle onderdelen van zijn fysiek in de strijd gooit.

Een stampvolle Doelenzaal genoot met volle teugen van Mahlers op Chinese poëzie geënte opus, dat eigenlijk eerder een vocale symfonie dan een liedcyclus is. Het orkest was op dreef en leverde schitterende mixturen, vooral in de sectie van de houtblazers. Nézet-Séguin wist het volume van zijn manschappen ondanks zijn enthousiasme binnen de perken te houden, wat in dit werk echt nodig is, ook om de zangers enigszins te ontzien.

Gewoonlijk heeft de tenor in dit werk meer moeite om boven het orkest uit te komen dan de alt, maar ditmaal lag die verhouding anders. Tenor Christian Elsner is zowel fysiek als vocaal een zwaargewicht. Al direct in het eerste lied, Das Trinklied vom Jammer der Erde, hield hij zich voortreffelijk staande tegenover het holle geschater in het orkest, met zijn stralende, niet door brallerigheid ontsierd geluid, dat als een klaroen boven het geweld uitschalde.

Bij Christianne Stotijn leek het minder vanzelf te gaan. Haar stem is eigenlijk niet groot genoeg voor een werk als dit, waarvoor je de vermogens en de conditie van een topsporter nodig hebt. Aan muzikaliteit schort het Stotijn niet, en ze is gelukkig zo verstandig om zichzelf niet te forceren, maar haar beperkte dynamiek brengt natuurlijk ook beperkingen in expressie met zich mee. Het belette haar niet om bij het slotlied Abschied een schitterende, allengs wegstervende versmelting met het orkest te bereiken.

Korter, maar minstens zo behartigenswaardig was Nézet-Séguins lezing van Benjamin Brittens Four Sea Interludes. Britten was idolaat van Mahler, wat doorklinkt in de klankgeving van zijn muziek, die desondanks en heel andere portee en expressie heeft dan die van zijn grote voorganger. De Sea Interludes evolueren van lieflijke akkoordbrekingen en ijle strijkers, die rimpelingen in het water suggereren, via een soort dirge, een grote treurzang, naar een onmiskenbare stormscène, met een ziedend orkest vol rondkolkende dissonanten, een muzikale omgeving waarbij Nézet-Séguin hoorbaar in zijn element is.


© Frits van der Waa 2011