Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 2 maart 2012

Brecht, Weill en Eisler tegen de oorlog

Weill, Eisler en Distler door Collegium Vocale Gent en I Solisti del Vento o.l.v. Philippe Herreweghe. 29/2. Muziekgebouw, Amsterdam

Het draaide allemaal om dood, pijn en verbittering – wat meestal de mooiste muziek oplevert – maar zodra violiste Patricia Kopatchinskaja zich in het vioolconcert van Kurt Weill stortte, was al dat leed voor even totaal weggewist. De in Moldavië geboren Kopatchinskaja is een rasmusicienne, die met haar gedreven en volstrekt natuurlijke spel sterk doet denken aan 'onze' Janine Jansen. Ze moet ook over een alle kanten uitvliegende intelligentie beschikken, want het beroep dat Weill in zijn concert op de solist doet, is niet louter violistisch van aard.

In 1924 was Weill even oud als de eeuw en was zijn stijl nog niet volkomen uitgekristalliseerd. De ondergrond van het vioolconcert biedt het oor weinig houvast, ondanks de jazzritmes die herhaaldelijk opduiken in de schemerige harmonieën. Maar toch hoor je dat hier een geniale stemmenwever aan het werk is. En Kopatchinskaja besluipt iedere frase, is Weill nog voor als het gaat om gedaanteverwisselingen, en smeedt dat rapsodische stuk op een adembenemende manier aaneen, samen met het Belgische blazersensemble I Solisti del Vento en dirigent Philippe Herreweghe.

Dat was dus het sprankje zonlicht in een voor het overige gitzwart en niet minder ademstokkend programma in het Amsterdamse Muziekgebouw. Uitgangspunt waren de schrijnende teksten van Bertolt Brecht die tussen de twee wereldoorlogen op muziek zijn gezet door Weill en zijn collega Hanns Eisler. Herreweghes Collegium Vocale Gent leverde schitterende vertolkingen van twee a cappella-stukken van Eisler, Litanie vom Hauch, waarin de muziek de hardhandige ironie op de voet volgt, en het veel cerebralere Gegen dem Krieg. Herreweghe, gepokt en gemazeld in de welsprekende muziek van de barok, brengt ook de tegendraadse retoriek van deze muziek scherp naar voren. Een zoetig werkje van Hugo Distler uit dezelfde tijd werkte hier als een venijnige kanttekening.

Voor de uitvoering van Weills Berliner Requiem uit 1928 en het hieruit door de componist verwijderde Vom Tod im Wald bundelden de gezelschappen hun krachten met tenor Maximilian Schmitt en de zeer indrukwekkende bas Florian Boesch. Omdat zelfs van het zogenaamd elitaire concertpubliek niet meer verwacht mag worden dat het Duits kent, was het een omissie dat in het programmaboek een vertaling ontbrak.

Dat had nog duidelijker kunnen maken hoe listig Brecht bijbelse beelden en formules op hun kop zet. Weill doet in zijn muziek iets dergelijks met koralen en recitatieven, en wisselt dat op zijn eigen, navrante wijze af met bijtende marsritmes en weemoedige gitaarakkoorden – een vervreemding die zijn aanklacht tegen de oorlog alleen maar verzengender maakt.


© Frits van der Waa 2012