Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 mei 2012

Bewegende Bommel

Striptekenaar Marten Toonder droomde ervan zijn tekeningen tot leven te brengen. Zijn studio deed in kwaliteit nauwelijks onder voor Disney, maar realiseerde in zestig jaar maar één echte grote productie.

'Het was geen nachtmerrie, maar als droom was hij niet geslaagd', luidde het oordeel van Marten Toonder over de grote Bommelfilm uit 1983, Als je begrijpt wat ik bedoel. Door de bemoeienis van de producent, die in de laatste fase van alles aan de montage en het geluid van de film had gewijzigd, had de geestelijke vader van heer Bommel en Tom Poes niet meer het gevoel dat zijn schepping recht werd gedaan.

Vrijwel niemand beseft dat de film een sluitstuk was van een veertigjarige geschiedenis en van een visioen dat Toonder al vanaf zijn 19de in zijn greep had: tekeningen tot leven te brengen. In dat licht is zijn teleurstelling over Als je begrijpt wat ik bedoel een stuk beter te begrijpen. Van een herkansing is het wegens het ontbreken van een budget nooit meer gekomen. De Bommelfilm is vrijwel elk jaar omstreeks kerst op een kindvriendelijk tijdstip op tv te zien, en is – zeker naar de maatstaven van een jaar of dertig terug – best het aanzien waard.

Het verhaal van Toonders droom tekeningen tot leven te brengen is in zijn honderdste geboortejaar te boek gesteld door Jan-Willem de Vries. Dat is geen geringe onderneming en het is ook allerminst een gering boek: De Toonder Animatiefilms weegt anderhalve kilo, telt 350 pagina's, een schat aan beeldmateriaal en – niet onbelangrijk – een dvd met 35 filmpjes. Die zijn slechts een fractie van de honderden animatiefilms die de Toonder Studio's tussen 1942 en 2000 produceerden – al ging het bij een flink deel daarvan om tv-commercials van minder dan één minuut.

De kiem voor Toonders passie voor animaties werd in 1931 gezaaid toen zijn vader, een scheepskapitein, hem meenam naar Buenos Aires. De jonge Toonder liep in Argentinië Jim Davis tegen het lijf, een Amerikaanse striptekenaar die hem uitlegde dat tekenfilmfiguren uit bolletjes en ovaaltjes zijn opgebouwd.

Terug in Nederland werkte Toonder tien jaar lang als broodtekenaar en zo leerde hij de kneepjes van het vak. In 1941 brak hij door als striptekenaar. De Telegraaf had behoefte aan een strip, doordat Mickey Mouse na de Duitse bezetting niet meer aangeleverd kon worden. En Toonder had nog een poes op de plank liggen.

Tom Poes was meteen een groot succes en zo kwam ook Toonders idee van een tekenfilm binnen handbereik. Het is verbazingwekkend hoe snel hij een capabele staf bij elkaar wist te krijgen en hoe vakkundig die eerste filmpjes er al uitzien – al halen ze het niet bij wat Disney in die tijd maakte.

Curieus is ook dat Toonder en zijn compagnon Joop Geesink er tijdens de oorlog in slaagden een niet-nazistisch bedrijf te vinden dat hun onder meer de opdracht gaf om een Tom Poes-film van twaalf minuten te maken. Die film is nooit afgekomen: naarmate de oorlog vorderde, werd het werk eraan een doel op zich, en gebruikt om de betrokken tekenaars uit de Arbeitseinsatz te houden. De zes minuten die bewaard zijn gebleven, vormen een van de kroonjuweeltjes op de dvd bij het boek van De Vries: in zwart-wit en zonder geluid is te zien hoe Tom Poes het aan de stok krijgt met de dwerg Pikkin en zijn uit laarzen gegroeide roofzuchtige reuzen.

Na de bevrijding werd Toonder veroordeeld omdat hij voor een Duits bedrijf had gewerkt, maar later van alle blaam gezuiverd. Naast de vele strips die hij en zijn studio produceerden, werd in 1947 ook de productie van animatiefilms weer opgepakt. Dat waren overigens niet allemaal getekende films: animatiefilms zijn in feite alle films waarbij 'levenloze' afbeeldingen en objecten in beweging worden gebracht.

In die films was het aandeel van Tom Poes en heer Bommel bescheiden. In opdracht van Philips maakte Toonder Studio's drie filmpjes waaraan duidelijk met liefde (en een ruim budget) is gewerkt. Wel ontbreken de ruitjes op Bommels jas: het was kennelijk te arbeidsintensief om die allemaal met zijn lijf te laten meebewegen.

Het meest sfeervol van de drie filmpjes is het verhaal van het kasteel waar de schaduwen levend worden. Heer Bommel drijft er de spot mee door met zijn handen konijntjes op de muur te projecteren, maar als de klok twaalf uur slaat, wordt hij te grazen genomen door zijn eigen schaduw. Tom Poes holt hard weg, haalt een gloeilamp en knipt die aan, zodat alle schaduwen verdwijnen (het was natuurlijk een gloeilamp van Philips).

In diezelfde tijd ontwikkelde Toonder plannen voor een lange tekenfilm over Bommel en Tom Poes, Fortune Fair. Die is er nooit gekomen, maar de in beeld uitgewerkte scènes zijn wel bewaard.

In de jaren 50 beleefden de Toonder Studio's hun glorietijd. De markt voor strips floreerde en vanuit het buitenland nam de vraag naar reclametekenfilmpjes voor de televisie sterk toe (in Nederland werd etherreclame pas in 1967 toegestaan). Het meest ambitieus was een aantal niet in opdracht vervaardigde producties, zoals De Gouden Vis uit 1952. Dat was een oosters getinte fabel met veel natuursymboliek, in zekere zin een antwoord op de minder diepgravende tekenfilms van Disney. Hoewel de film naar de huidige maatstaven wat sloom is, doet hij zowel artistiek als technisch nauwelijks onder voor het werk van de Amerikanen.

Iets stereotieper is het twee jaar later gemaakte Moonglow, een aandoenlijk verhaal over de kleine Pierrot, wiens liefde voor een danseresje wordt gefnuikt door een kwaadaardige Harlekijn. Net als veel films uit de Disney-studio, heeft hij geen tekst: muziek en geluidseffecten versterken de gemimede handeling.

Zulke films leverden wel aanzien en bekroningen op, maar de financiële opbrengsten waren te verwaarlozen. Binnen de studio werd daarom meesmuilend gezegd dat de tekenfilmproducenten het geld opmaakten dat de stripafdeling binnenbracht.

Toonder zelf had de supervisie over de films, maar tekende er niet aan mee. De Vries besteedt terecht ruime aandacht aan de verschillende sleutelfiguren die in de loop der jaren de tekenfilmafdeling bevolkten, zoals Harrie Geelen, de artistieke duizendpoot die eerder teksten en liedjes schreef voor televisieseries als Oebele en Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen meneer? Hij is nu vooral werkzaam als kinderboekenillustrator.

Niet alle Toonderfilms zijn van dezelfde hoge kwaliteit. In de voor de televisie bedoelde films was de animatie dikwijls minimaal, zeg maar gerust primitief. Ook waren er experimenten met andere vormen dan getekende animatie, zoals de table-top-techniek, waarbij gebruik werd gemaakt van in miniatuur gebouwde decors, of animatie met al dan niet getekende figuurtjes van papier. Vanaf de jaren zestig maakte in veel filmpjes de typische Toonderstijl – met zijn ronde vormen – plaats voor een zwaarder gestileerde vormgeving naar Amerikaans voorbeeld.

In 1965 besloot Toonder dat het leiden van de studio te zeer ten koste ging van zijn eigen creativiteit. Hij vestigde zich in Ierland om zich volledig te wijden aan zijn Bommelstrip. Bert Kroon werd directeur van de studio, die verhuisde van Amsterdam naar het (bijna Bommeliaanse) kasteel in Nederhorst Den Berg. Daar brak vier jaar later een grote brand uit, waarbij veel uniek materiaal verloren is gegaan.

In 1983 kreeg de toen 71-jarige Toonder eindelijk de avondvullende Bommelfilm die hem zo tegenviel. Toonder Studio's was met een omzet van 8 miljoen euro (ongeveer 5 procent van de omzet van de Nederlandse filmindustrie) nog altijd een belangrijke speler, die ook de filmpjes van de Loeki de Leeuw maakte.

Vanaf het einde van de jaren 80 begon een geleidelijke neergang. De hoeveelheid opdrachten liep terug, onder meer door de opkomst van de computer. In 2002 gingen de Toonder Studio's failliet. Marten Toonder overleed drie jaar later op 93-jarige leeftijd.

Mooie Handel

Vrijwel gelijktijdig met De Toonder Animatiefilms is bij De Bezige Bij een bundeling van Bommelstrips verschenen die ooit voor commerciële doeleinden werden getekend. Het boek heeft de naam Een mooie handel, Bommel in opdracht. De stripafdeling van Toonder Studio's was niet vies van reclameopdrachten. Ook deze collectie omspant een periode van meer dan een halve eeuw. Hij reikt van simpele stripjes van één strook tot complete verhalen, zoals het fraaie, 26 pagina's tellende Tom Poes en de Wiekschieters (in opdracht van een fabrikant van kindervoeding). Voor de verzamelaar is dit een belangrijke aanvulling, maar de reproductiekwaliteit loopt nogal uiteen. Niet alle strips lijken van een originele tekening afkomstig. Ook ontberen deze strips de diepgang van de échte Bommelverhalen en is goed te zien dat veel ervan door medewerkers zijn vervaardigd. Juist in Toonders eigen strips, en zeker in die van later jaren, was de hand van de meester onmiskenbaar.

Jan-Willem de Vries: De Toonder Animatiefilms. Silvester. 335 pp. + dvd; € 100,-. ISBN 978 90 5885 750 7. Bestel.
Marten Toonder: Een mooie handel - Bommel in opdracht. De Bezige Bij. 183 pp. € 19,90. ISBN 978 90 234 6948 3.


Op 28 mei, om 15.00 uur, vertoont het filminstituut EYE in Amsterdam een selectie Toonder-animatiefilms (waaronder enkele die niet op de dvd staan).
Andere artikelen over Toonder op deze website:
Hanezang
De wondere schaduwwereld
Heer Bommel komt op
Heer Bommel compleet
Interview
Musical De Trullenhoedster
Heer Ollie als melkkoe
Tom Poes ontdekt het geheim der blauwe aarde
Toonder-biografie

© Frits van der Waa 2012