Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 oktober 2014

Alles deugt aan dit muzikale kluchtspel

L'Etoile, van Chabrier, door de Nationale Opera o.l.v. Laurent Pelly en Patrick Fournillier. 4 oktober, Nationale Opera & Ballet, Amsterdam. Herh.: 7, 9, 13, 16, 18, 22, 26/10. Radio 4: 18/10, 19.30 uur.

Tsjing boem. Dat is het eerste wat Emmanuel Chabrier zijn publiek laat horen in L'Étoile. En meteen daarna barst het los vanuit de orkestbak. Maar dan moeten we er meteen bij zeggen dat het uiterst verfijnde tsjing-boemmuziek is die de destijds 36-jarige toondichter in 1877 componeerde voor zijn tweede opéra bouffe.

Het Franse operarepertoire uit de tweede helft van de 19de eeuw is door het geweld uit Duitse en Italiaanse hoek al heel lang ondergesneeuwd geraakt. De Nationale Opera en zijn Belgische tegenpool De Munt zijn druk bezig deze werken weer tegen het licht te houden en daar hoort ook het lichte repertoire bij. Vandaar dat Chabriers operette weer is afgestoft.

En hoe. Alles deugt aan dit muzikale kluchtspel. De combinatie van decors, kostuums, de typecasting en vooral de tot in de puntjes verzorgde personenregie staan garant voor een superieur avondje vertier. De zwakste schakel is het Residentie Orkest, dat soms een beetje rommelig speelt, maar onder de bezielende leiding van Patrick Fournillier toch heel veel nootjes precies op de juiste plaats mikt.

De twee voornaamste personages in L'Étoile zijn koning Ouf I, die door tenor Christophe Mortagne met karikaturale verve gestalte wordt gegeven, en de marskramer Lazuli, een zogeheten Hosenrolle van sopraan Stéphanie d'Oustrac, die even innemend als manhaftig zingt en speelt. Het lot van die twee is verbonden door de ster uit de titel: volgens Siroco, 's konings sterrenwichelaar, zal als Lazuli iets overkomt, ook Ouf na exact een etmaal de geest geven. Ouf is er dus op gebrand Lazuli koste wat kost in leven te houden. Maar dat streven wordt bemoeilijkt door een complexe intrige met een vermomde prinses uit het buurland die is voorbestemd om met Ouf te trouwen, maar natuurlijk verliefd wordt op Lazuli.

Regisseur Laurent Pelly laat dat alles letterlijk op rolletjes lopen. In het eerste bedrijf bestaat het decor uit niet meer dan een stuk of twintig masten met luidsprekers, waarin telkens weer nieuwe bestelbusjes, bakfietsen, stoelen op poten en zelfs een geheel verrijdbaar sterren-observatorium verschijnen. In de tweede helft bestaat het decor uit een imposante kluwen deuren, ramen en trappen, die eveneens van wielen voorzien zijn.

Tussen de fraai uitgedoste hovelingen bewegen zich als doggen verklede figuranten en zes als roze pluisbollen uitgedoste zangeressen. Maar de grootste gein zit hem in het perfecte samenspel van alle, vrijwel uitsluitend Franse, zangers. Gesproken en gezongen passages gaan haast onmerkbaar in elkaar over, pasjes, gebaren en mimiek zijn zo afgestemd dat de slapstick onontkoombaar is. Visuele grapjes als het piepkleine kroontje op de kale knikker van Ouf zijn het volmaakte complement van het vocaal gegiechel en de gezongen niesbuien die opduiken in Chabriers strelende muziek.

Curieus is het effect van de vele Disney-momenten, die door Pelly vaak visueel worden onderstreept en door het déjà vu bijna oubollig overkomen. Telkens moet je dan bedenken: nee, het is andersom, de clichés van de tekenfilmmuziek zijn ontleend aan dit repertoire, het is Chabrier die ze oorspronkelijk heeft gemunt.


© Frits van der Waa 2014