Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 4 september 2015

Loepzuivere strijkers maken Venus and Adonis prachtig

Festival Oude Muziek Utrecht: concerten door Collegium Musicum Den Haag, het Dunedin Consort en Spes Nostra. T/m 6/9, Utrecht.

Engeland en opera waren nooit zo'n geweldige combinatie. Niet voor niets schakelde Händel na enige tijd in Londen van opera over naar oratorium. Opera's brachten te weinig op. Het typisch Engelse muziektheatergenre was de masque, een combinatie van toneel, dans en muziek. De eerste Engelse opera, met non-stop muziek dus, was Venus and Adonis van John Blow, een werk uit 1683, dat amper een uur in beslag neemt en met veel ballet geheel aansluit bij de traditie van de masque.

Het stuk beleefde woensdag in TivoliVredenburg een uitvoering in concertvorm onder handen van het Dunedin Consort. Het Schotse gezelschap maakte hiermee zijn debuut in 'Utretch', zoals een Spaanse krant kopte boven een stuk over het Festival Oude Muziek.

Voor een stuk dat zo veel reuring biedt, met montere jachtpartijen en herdersdansen, was de uitvoering visueel een beetje stijfjes. Het lichtarme boventitelapparaat vergrootte het luistercomfort niet. Maar het klonk prachtig. De muziek is dikwijls gebaseerd op een ground, waarin wordt gevarieerd boven een steeds herhaalde baslijn. Mhairi Lawson, een in alle opzichten bekoorlijke Venus, kreeg extra glans door een blokfluit die haar op de voet volgde. De bariton van Matthew Brook, als Adonis eerst parmantig en vervolgens in zijn sterfscène zeer aandoenlijk, is als balsem op het trommelvlies. Clare Wilkinson deed als Cupido welluidende duiten in het zakje.

In het niet zeer overtuigende voorprogramma bleek dat de kracht van het Dunedin Consort niet zozeer schuilt in het vocale ensemble, maar vooral in de loepzuiver spelende strijkers. De enthousiasmerende dirigent John Butt diskwalificeerde zich als organist in een Fantasia van Orlando Gibbons.

Dat ook Nederlanders hun stempel hebben gedrukt op de Engelse muziek was te horen in het optreden van Collegium Musicum Den Haag, een gezelschap overigens waarin geen enkele Nederlandse musicus meespeelt. Pieter Hellendaal en Willem de Fesch, respectievelijk geboren in Rotterdam en Alkmaar, konden zich als componist meten met de aanzienlijk bekendere Händel. De twee soloviolisten van het Collegium leveren aanstekelijk dubbelspel en het gezelschap als geheel musiceert hecht en met veel aandacht voor dynamiek.

Kenmerkend voor de oudere Engelse instrumentale muziek is het consort, een ensemble van één type instrument, van hoog tot laag. De vijf gambisten van het gezelschap Spes Nostra fascineerden met een intens versmolten samenklank en een boeiende collectie stukken, merendeels ontleend aan één oud manuscript. Gambamuziek kan een ingetogen, zelfs fletse indruk maken, maar bij Spes Nostra klinkt het alsof het om 16de-eeuwse strijkkwartetten gaat.


© Frits van der Waa 2015