Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 oktober 2015

Dirigent Vasili Petrenko meester in vasthouden spanning en overzicht

Takemitsu, Moesorgski en Sjostakovitsj door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Vasili Petrenko. 10 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.

Of de Dood nu een slaapliedje zingt of de rol aanneemt van een minnaar, een kroegmaat of een generaal, het maakt niet uit, het eind van het liedje is dat hij het altijd wint. De maskers die de Dood opzet in Moesorgski's Liederen en Dansen van de de Dood maken dat alleen maar navranter. De Russische bas Mikhail Petrenko leverde bij de Zaterdagmatinee een magistrale vertolking van het werk, dat voor stem en piano is gecomponeerd, maar waarvan Dmitri Sjostakovitsj een vlijmende orkestbewerking heeft gemaakt, met duistere tinten, potsierlijke en beklemmende martiale uitbarstingen in het laatste lied.

De dood domineerde het gehele programma van het Radio Filharmonisch Orkest, dat werd aangevoerd door Vasili Petrenko (geen familie van de solozanger en ook niet van zijn achternaamgenoot Kirill, die onlangs is verkozen tot chef van de Berliner Philharmoniker). Als opening klonk het Requiem voor strijkorkest van Toru Takemitsu, een kort, expressief werk dat zowel mistroostig als troostrijk klinkt. Het leverde tevens het Oost-Westcontrast dat een belangrijke leidraad is in dit seizoen van de Matinee.

Het orkest leverde een tour de force met een meer dan indringende uitvoering van Sjostakovitsj' Achtste Symfonie, een werk uit 1943 waarin nauwelijks een aasje licht is te bekennen. Waar er even wat vrolijkere noten klinken, heeft het net als bij Moesorgski het effect van een ironische maskerade. Petrenko, een dirigent die ondanks zijn lange ledematen zelden wijd uithaalt, toonde zich hier een meester in het vasthouden van spanning en het overzicht, wat in deze problematische compositie lang niet eenvoudig is.

Het omvangrijke eerste deel opent schoorvoetend en ontvouwt zich dan tot een snijdend lijnenspel vol pijnlijke dissonanten. De zoekende zwoegende geluiden worden omineus en vermorzelend, waarna de muziek weer wegzakt in het morose.

Het tweede en het derde deel bevatten de maskerades: lompe, opzettelijk lelijke octaafverdubbelingen, verzenuwde vrolijkheid en mechanische, aldoor rondmalende ritmes. Na een verdieping brengend largo-deel ontrolt zich de finale als een wonderlijke potpourri waarin flarden marsmuziek worden gevolgd door verzengende akkoorden en reutelende klanken, een soort danse macabre voor de soloviool met fagot en xylofoon in de hoofdrol, waarna de muziek zich uitgeput naar het slot sleept. Wat Sjostakovitsj bedoelde met deze sombere symfonie, die bovendien totaal niet voldeed aan de eisen die van hogerhand aan hem werden gesteld, zal nooit volkomen duidelijk worden, maar een navrant stuk muziek is het zeker, vooral als het zo messcherp wordt uitgevoerd.


© Frits van der Waa 2015