Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 15 december 2015

Elastische uitvoering redt Residentie Orkest niet

Bartók, Scelsi en Huang. Residentie Orkest o.l.v. Emilio Pomàrico. 12/12, Concertgebouw, Amsterdam.

Ruim tachtig jaar ligt er tussen de ontstaansdata van de twee werken die de afgelopen Zaterdagmatinee hun wereldpremière beleefden. Het Pianoconcert van Giacinto Scelsi stamt uit 1934, maar werd door de in 1988 overleden componist buiten zijn officiële werkenlijst gehouden. Het lijkt ook in niets op zijn rijpe werk, waarin hij op meesterlijke wijze de werelden binnen en om één enkele toon verkende.

Deze driedelige compositie klinkt typerend voor het ontstaansjaar: de samenklanken zijn weerbarstig, de gestiek nog erg romantisch. Solist Emanuele Arciuli had veel om handen, maar verdween menigmaal in het orkeststruweel dat Scelsi over zijn harmonische slingerpaden drapeerde. Het tweede deel boeit met kundig verknoopte lijnen, waarboven de piano allerlei tegenmelodieën debiteert.

Het stuk haalde het niet bij de elastische uitvoering van Bartóks Danssuite die het Residentie Orkest onder Emilio Pomàrico ten beste gaf. Bij Bartók telt elke noot, wat het contrast met Huang Ruo's kersverse Unscrolled alleen maar groter maakte. Huang (39) verblijft als composer in residence bij het Concert-gebouw. De rol van de solopiano in zijn 25 minuten durende werk is nog ondergeschikter dan in dat van Scelsi, en de keuze en behandeling van het notenmateriaal zijn uitgesproken naïef: de voortgesponnen klankgordijnen doen aan als een op de computer ingespeelde en vervolgens voor orkest uitgewerkte improvisatie. Die orkestratie is dan wel weer geraffineerd, maar dat redt het stuk niet.

Gelukkig was daar nog Bartóks Muziek voor snaren, slagwerk en celesta dat ondanks de wat omfloerste uitvoering substantieel muziekgenot bood.


© Frits van der Waa 2015