Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 mei 2017

Russische liederen door ongelijksoortig zangkoppel

Tsjaikovski, Rachmaninov en Moesorgski, door Sergei Leiferkus en Olesya Golovneva. 26/5, Muziekgebouw, Amsterdam. Radio 4: 30/5, 20.00 uur

Natuurlijk kunnen Russische liederen niet beter worden vertolkt dan door Russische zangers, iets wat in feite voor elke taal geldt. Het echte pluspunt van het programma Het authentieke Russische lied, vrijdag in het Amsterdamse Muziekgebouw, is dat Rusland ook nog eens formidabele zangers voortbrengt, waarbij de genetische aanleg een gelukkige combinatie aangaat met een culturele traditie van eeuwen.

Twee vertegenwoordigers van deze school traden aan bij dit concert: de roemruchte bariton Sergei Leiferkus, 71 jaar, een zanger die op alle belangrijke concert- en operapodia heeft gestaan, en sopraan Olesya Golovneva, een half mensenleven jonger, maar ook al ruim tien jaar bezig met een internationale carrière.

Begeleid door pianist Semyon Skigin zong het tweetal om beurten een aantal liederen van Tsjaikovski. Die afwisseling was prettig, omdat Tsjaikovski als liedcomponist een niet al te breed spectrum bestrijkt en neigt naar melancholie en pathos. Daar komt bij dat Golovneva een stem heeft die als ze boven een gemiddelde geluidssterkte uitstijgt eerder penetrant is dan aangenaam. Met haar techniek is niets mis, ook haar vibrato is gelukkig goed gedoseerd, maar eigenlijk is ze meer een opera- dan een liedzangeres, en daardoor maakt ze het te groot. Ook haar mimiek, met veel gekwelde blikken, is te nadrukkelijk.

Gelukkig was daar Leiferkus, bedaard en ingetogen, en wat dat betreft volkomen het tegendeel van Golovneva. Van liederen als Het was in de vroege lente en Weer, als voorheen, alleen maakte hij fraaie klankpoëzie, daarbij gesteund door het veelkleurige en sensitieve pianospel van Skigin.

Rachmaninov is eigenlijk een leukere liedcomponist dan Tsjaikovski, met een geweldige antenne voor de pianoklank en een veelzijdiger literaire smaak. De sopraan nam er vijf voor haar rekening, waarvan er twee voldoende idyllisch waren om niet in krachtpatserij te vervallen.

Wederom bracht Leiferkus verlichting, ditmaal met de vierdelige Liederen en dansen van de dood van Moesorgski, een componist die zo door en door Russisch is dat Tsjaikovski en Rachmaninov daarnaast afsteken als saloncomponisten. De door hem gekozen teksten van Arseni Golenisjtsjev-Koetoezov zijn navrant. In alle vier onderdelen komt de Dood ook zelf aan het woord, nu eens sardonisch, dan weer troostend, maar nergens wreed. Terwijl het bij al het voorgaande soms lastig was om aan de hand van het tekstboekje bij te houden waarover het ging, was dat hier geen enkel probleem, zo krachtig is de muziek en zo welsprekend gaf Leiferkus de tekst gestalte.

De toegift, Elegie van Glinka, was uiteraard het duet waarop iedereen zat te wachten en bevestigde voornamelijk dat hier een ongelijksoortig zangerskoppel aan het werk was.


© Frits van der Waa 2017