Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 8 december 2017

Voer voor dwergfluitspelers

Ravel, Tüür en Sibelius, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Stéphane Denève. 6/12 Concertgebouw, Amsterdam.

Vanuit een onschuldig begin, dromerig, loom bijna, voerde dirigent Stéphane Denève het Concertgebouwpubliek woensdag mee naar elkaar overspoelende klankmassa's. Er gaapte een forse kloof tussen de muzieksprookjes van Ravels Ma mère l'Oye en de meer dan massieve Tweede Symfonie van de Fin Sibelius. Maar die werd effectief overbrugd door het nieuwe werk van Erkki-Sven Tüür, een piccoloconcert dat de 58-jarige Est heeft geschreven voor Vincent Cortvrint, fluitist van het Koninklijk Concertgebouworkest.

Het is te hopen dat er meer piccolospelers warmlopen voor het werk, want dat verdient het. Tüür heeft een scherp oor voor notencombinaties die goed klinken maar allesbehalve alledaags zijn. In zijn Solastalgia verkent hij niet alleen de wendbaarheid, maar ook de donkerder kanten van Cortvrints dwergfluit, en smelt de hoge tonen menigmaal zo listig samen met de orkestklank dat er compleet nieuwe timbres ontstaan. Soms doen die mengingen zelfs denken aan het geluid van een sheng, zo'n boventoonrijk Chinees mondorgel.

Niet dat deze muziek oosters aandoet. De harmonie wordt gedomineerd door ruisende clusters en de lijnen zijn rap en grillig. De solist paart schrille uitschieters aan inventief duikelende melodieën en dansante huppelfiguurtjes. Groep na groep voegt zich bij hem, tot de solist opgaat in een verzengende zee van geluid.

Pulserend koper, dwarrelklanken van de piccolo en scanderende strijkers voeren naar een nieuwe uitbarsting, die wegebt in een lange statische passage met zacht geplop van fluitkleppen. Dat zelfs Tüürs heftigste hectiek uitgesproken helder blijft, is vanzelfsprekend ook te danken aan het geweldige samenspel van het orkest.


© Frits van der Waa 2017