Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 juli 2019

Zoekerige verklanking van Roland Holst-poëzie

Delft Chamber Music Festival. 24 en 26 juli, Van der Mandelezaal en Lijm & Cultuur, Delft. T/m 4/8.

Op de dag waarop het hitterecord sneuvelt opent in de warmste zaal die het land rijk is de drieëntwintigste editie van het Delft Chamber Music Festival. Destijds, toen de binnenplaats van het Prinsenhof werd overkapt en tot concertzaal omgebouwd is terdege rekening gehouden met de akoestiek, maar niet met mogelijke broeikaseffecten. Hoewel de airconditioning tot een minuut voor aanvang heeft staan loeien parelt het zweet de musici weldra op het voorhoofd.

Aan de hand van drie Schubertliederen voert de gastprogrammeur, bariton Thomas Oliemans, zijn gehoor mee naar het tijdperk van de mythische zanger Orpheus, die hij tot kapstok van het festival heeft verheven. De komende week komt dit thema in concerten, theaterproducties en filmvoorstellingen aan bod, op diverse locaties in en om Delft.

Na een wervelende vertolking van Prokofjevs fluitsonate door Herman van Kogelenberg en pianist Severin von Eckardstein is de temperatuur zo ver opgelopen dat besloten wordt de airco dan maar tijdens de muziek aan te zetten. Daarmee wordt aan de wereldpremière van Ex tenebris mundi, speciaal voor het festival gecomponeerd door de vermaarde zanger Robert Holl, een ongewenste bourdontoon toegevoegd. Niettemin leveren Oliemans en het gelegenheidsstrijkkwartet een doorleefde uitvoering van het driedelige werk. De zoekerige muziek past wel bij de nogal raadselachtige poëzie van Adriaan Roland Holst, en het strijkkwartet schampt in een voortdurende, laatromantische polyfonie telkens langs vertrouwde klanken, maar bereikt een verlossend majeur pas aan het slot van elk deel. Het derde lied, De donkernde zee, waar steeds dezelfde lijn als fundament fungeert, boeit nog het meest, maar als geheel laat het werk een wat eenzijdige indruk na.

Koeler en verrassender is het zaterdagmiddagconcert in dezelfde ruimte. Als invaller voor Isabelle van Keulen, de grondlegster van het festival, gooit de Israëlische altviolist Nimrod Guez hoge ogen met zijn interpretatie van Sjostakovitsj' allerlaatste werk, de Altvioolsonate, waarin hij uit de wat starre melodiek een buitengewoon geraffineerde expressie peurt. En het Pianokwintet van de Rus Nikolaj Medtner, ook een soort muzikaal testament, blijkt een bijzonder klankrijk en gevarieerd stuk, al doet de componist er aan het slot iets te veel schepjes bovenop.

De Zwitser Otmar Schoeck (1886-1957) is net als zijn tijdgenoot Medtner half verdwenen in de nevelen van de geschiedenis, maar Oliemans heeft hem daar samen met regisseur Klaus Bertisch, weer uit gehaald in de voorstelling Notturno, Orpheus ná de onderwereld. Net als bij Holl treedt de zanger hier aan met een strijkkwartet, maar de muziek is veelzijdiger, en balanceert duidelijk op de grens tussen het romantische en een moderner idioom. De vertolking is exemplarisch, de belichting en de geprojecteerde foto's zijn fraai, maar de toegevoegde luidsprekerstem stoort, het zitten, staan en liggen van de zanger voegt niets toe en doordat de tekst niet te volgen is blijft de inhoud in het luchtledig hangen. Een traditionele kamermuzikale presentatie had het werk meer recht gedaan.


© Frits van der Waa 2019