Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl


Een fragment uit Woodstock: het echte verhaal achter het legendarische festival
door Michael Lang, vertaald door Floris Blommaert, Henny Corver, Pon Ruiter en mij

'Hé Richie, wat zou je ervan zeggen om over een uurtje het podium op te gaan?'
'Nee, man, mij niet gezien! Laat iemand anders gaan! Ik wil niet de eerste zijn!'
'Kom op, je band is hier, je kunt het best aan! Bedenk eens hoe gaaf het zal zijn om als eerste op dat podium te staan.'
'Nee, man, mijn bassist is er niet. En als de show te laat begint en ik het podium op kom, wordt het publiek vast wild en gaat bierblikjes naar me gooien!'
'Nou, denk er nog eens over na...'
Het is vrijdagmiddag, drie uur, en ik probeer Richie Havens over te halen om het festival te openen. We hebben aangekondigd dat de muziek om vier uur zou beginnen, en hoewel het publiek geen onrustige indruk maakt, bivakkeren sommigen van hen al sinds woensdag voor het podium. Ik wil niet het risico lopen dat ze te lang op de muziek moet wachten. Ik heb dat al eens meegemaakt, en wat mij betreft was dat voor het laatst.
Ik ben al bijna achtenveertig uur aan één stuk wakker. Ik ben voor de tweede keer over mijn slaap heen en loop op mijn laatste benen. We zijn sinds zonsopgang druk in de weer met duizenden dingen die nog af moeten voor we kunnen beginnen met de muziek. Dit is altijd het deel waar ik het meeste plezier aan beleef, als je ziet hoe alles bij elkaar komt en de laatste stukjes op hun plaats belanden. We zijn voor mijn gevoel al een heel mensenleven bezig met dit project, en het extatische gevoel dat bij de openingsdag hoort, gecombineerd met de ongehoorde hoeveelheden mensen, is precies de prikkel die me aan de gang houdt.
Maar nu de weersverwachtingen voor dit weekend niet best zijn, wordt er aan alle kanten gesomberd over mogelijke rampen. Mel, Stan, John Morris en Chip komen de een na de ander bij me aanzetten met problemen, die reiken van lekkende waterleidingen en klachten van boze buurtbewoners over mensen die over hun land lopen, tot ons onaffe hek (Mel raadt ons aan datgene wat er nog van over is maar neer te halen). John en Joel worden wanhopig van de duizenden 'onderkruipers' waarvan er elk uur meer bijkomen. De situatie op de wegen wordt steeds beroerder en we beginnen ons zorgen te maken dat allerlei belangrijke spullen ons niet zullen bereiken.


© Frits van der Waa 2009