Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

 

Een fragment uit mijn vertaling van
De boekwinkel van de wereld
door Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen

Hoofdstuk 3: Het ritme van het nieuws

Toen Johan van Oldenbarnevelt op 13 mei 1619 naar het schavot geleid werd, bevond zich onder de angstvallig zwijgende schare toeschouwers op het Binnenhof ook de Amsterdamse uitgever Broer Jansz. Broer Jansz was een doorgewinterde nieuwsgaarder. Hij was zijn journalistieke carrière begonnen door vanuit het hoofdkwartier van Maurits van Nassau verslag te doen van diens veldtochten. In latere jaren zou hij zich nog altijd bestempelen als 'Out Courantier in't Legher van sijn Princel. Excel.' – een van de eerste vaste oorlogscorrespondenten ter wereld. Hij was dus niet bepaald een aanhanger van Oldenbarnevelt en zal waarschijnlijk geen traan hebben gelaten om het lot van de bejaarde staatsman – maar hij besefte wel degelijk dat de vermetele machtsgreep van Maurits' aanhangers het gewichtigste nieuwsfeit in de geschiedenis van de nieuwe Republiek was. Dus spoedde hij zich van Amsterdam naar Den Haag om zich aan te sluiten bij de zwijgende menigte en het waardige einde van de bejaarde staatsman gade te slaan. Wat daarna gebeurde was werkelijk iets bijzonders. Want eenmaal teruggekeerd in Amsterdam ging Broer Jansz niet, zoals hij tien jaar eerder gedaan zou hebben, aan de slag om een pamflet uit te geven, maar wijdde al zijn aandacht aan een extra aflevering van zijn wekelijke nieuwsbulletin. Het ging in dit geval om een eenbladdruk, met ongeveer hetzelfde uiterlijk als zijn krantenuitgaven, en in ruwweg één dag tijd zat het werk erop; de vraag was zelfs zo groot dat Jansz al snel een tweede editie moest aanmaken. De tekst besloot met een rasechte teaser: 'Wat voorders passeert sal ic U.E. toecomende Vrijdaghe inde Courante mede deelen.'

Dit was een nieuwe ontwikkeling. Pas in 1605 was in Duitsland de eerste poging ondernomen om het concept van een gedrukte periodieke nieuwsbrief – met andere woorden: een krant – ingang te doen vinden. De meeste kranten kwamen eens per week uit, en de meeste daarvan hadden het zwaar. Het was moeilijk om voldoende intekenaars bij elkaar te krijgen en zo de kosten van de nieuwsgaring, de productie en de distributie te dekken. Veel van die vroege kranten was dus geen lang leven beschoren, maar dat gold niet voor Amsterdam, waar al voor 1619 niet alleen Broer Jansz, maar ook Caspar van Hilten een krant in het leven had geroepen die meer dan een halve eeuw zou blijven verschijnen. Het initiatief van deze pioniers vond snel navolging: een kwart eeuw later telde Amsterdam zes concurrerende kranten: de nieuwsbeluste lezer kon vijf dagen per week actuele berichten tot zich nemen.

Het is niet heel verrassend dat de Nederlanders zich zulke enthousiaste krantenlezers betoonden, want informatie was de brandstof waar hun samenleving op draaide. Holland was een conglomeraat van steden, en in de loop van de eerste helft van de zeventiende eeuw zouden die verbonden worden door een netwerk van kanalen dat snel passagiersvervoer mogelijk maakte – een binnenlandse communicatie-infrastructuur die in Europa zijn weerga niet had. Via de drukbevaren zeeroutes kwam in Amsterdam en Rotterdam nieuws van over de hele wereld binnen. De diverse bestuurslagen genereerden zelf al een overvloed aan nieuws, zij het niet altijd van het soort dat probleemloos in druk kon verschijnen. Veel van dat nieuws kwam nog altijd op traditionele manieren in omloop: van mond tot mond of via brieven en anonieme pamfletten. De krant was niet meer dan een extra element in een al prima functionerend nieuwsnetwerk.

Het verhaal over Broer Jansz' opportunistische bezoek aan de terechtstelling van Oldenbarnevelt zegt dus veel over de krant als nieuw bijdetijds medium, zowel over de populariteit als de beperkingen ervan. De wekelijkse verschijningscyclus (in Amsterdam op vrijdag, later op zaterdag) leende zich niet goed voor actueel nieuws en omvangrijke verslagen. Broer Jansz moest wel met een speciale editie komen om te voorkomen dat de primeur hem afgesnoept zou worden door andere uitgevers die het verslag als pamflet zouden uitbrengen. Het chronische ruimtegebrek en de vaste indeling van de enkelbladig verschijnende de kranten maakten het moeilijk om plaats in te ruimen voor een groot verhaal. En het feit dat Broer Jansz had gehoord wat er op til was – en op tijd in Den Haag kon zijn om getuige te zijn van Oldenbarnevelts terechtstelling – getuigde ervan dat de traditionele manieren om nieuws door te geven, per brief, mondeling en incidenteel via de drukpers, in feite zeer goed werkten. Dit zou een goede testomgeving blijken voor het nieuwe nieuwsmedium – een situatie waarin het voortbestaan van de krant allerminst vanzelfsprekend was.


© Frits van der Waa 2018