Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

 

Een fragment uit
God
door Reza Aslan, vertaald door Pon Ruiter, Annemie de Vries en Frits van der Waa

Het gezicht in de boom

Eva's dag begint vroeg – veel vroeger dan die van Adam. Nog voor de zon opgaat en de bosgrond overspoelt met licht maakt ze haar kinderen wakker en neemt ze mee naar het woud om de strikken na te lopen die ze de avond daarvoor heeft gezet. Terwijl de kinderen in bomen klimmen, op zoek naar vruchten, noten en in verlaten nesten achtergelaten vogeleieren, slaat Eva de gevangen beesten dood en maakt er een bundel van. Daarna waadt het gezin door de nabijgelegen rivier, op zoek naar krabbetjes en schelpdieren en wat er verder aan eetbaars te vinden valt. Misschien hebben ze geluk en vinden ze ergens een dood dier, vergaan en kaalgevreten door de aasdieren. Het maakt hun niet uit. Ze zoeken de botten bij elkaar, kloven ze en schrapen het merg eruit, dat ze meenemen naar hun kamp.

Op die manier leveren Eva en haar kinderen veruit de belangrijkste bijdrage aan de voedselvoorziening van het gezin. Adam kan er wel een week over doen om een bizon op te sporen en te doden. Eva brengt net zoveel voedsel binnen in een paar dagen tijd. In een pond noten zit evenveel vet en eiwit als in een pond vlees – en noten vechten niet terug. Onze paleolithische voorouders waren in de eerste plaats jagers, maar bleven in leven dankzij het afstropen van de omgeving – en dat was allereerst het werk van vrouwen en kinderen.

Stel je nu eens voor dat Eva in de vroege ochtendschemer met de kinderen op de terugweg is naar het kamp, en dan opeens in haar ooghoek, tussen de bomen, een gezicht ziet, dat haar aanstaart. Ze verstijft. Haar spieren spannen zich. Haar bloedvaten trekken samen. Haar hartslag versnelt. De adrenaline giert door haar lichaam. Ze staat klaar om te vechten of er vandoor te gaan.

Dan kijkt ze nog eens en beseft dat het geen gezicht was, zoals ze eerst dacht, maar een stel knoesten op een boomstam. Haar spieren ontspannen zich. Haar hartslag gaat omlaag. Ze herademt en loopt verder door het bos.

Cognitietheoretici hebben een term voor de ervaring die Eva zojuist heeft doorgemaakt. Ze noemen het Hypersensitive Agency Detection Device (hypersensitieve alertheid) of HADD. Dat is een biologisch proces dat heel vroeg in ons evolutionaire verleden is ontstaan, toen mensachtigen nog een vacht hadden en voorovergebukt liepen. Simpel gesteld brengt HADD ons ertoe een menselijke veroorzaker – een handeling of aanwezigheid – en daarmee een menselijke oorzaak te bespeuren achter elke onverklaarde gebeurtenis: een ver geluid in het bos, een lichtflits aan de hemel, een mistsliert die over de grond glijdt. HADD verklaart waarom we bij elk bonkend geluid dat we 's nachts horen meteen denken dat er iemand is die dat gebonk veroorzaakt.

Onze aangeboren neiging om een menselijke oorzaak achter natuurlijke verschijnselen te zoeken kan duidelijke evolutionaire voordelen met zich meebrengen. Want als dat ding dat Eva zag nu eens geen boom was, maar bijvoorbeeld een beer? Is het niet beter om het zekere voor het onzekere te nemen? Het kan geen kwaad om een boom aan te zien voor een gevaarlijk dier, maar in het omgekeerde geval ligt dat heel anders. Je kunt het beter bij het verkeerde eind hebben dan eindigen in de maag van een dier.

In het hiervoor beschreven voorbeeld is het duidelijk hoe HADD kan bijdragen aan Eva's lijfsbehoud. Maar volgens een aantal cognitiewetenschappers die zich bezighouden met religie is haar ervaring in dat donkere bos meer dan alleen een onvrijwillige reactie op een mogelijk gevaar. Het is de basis voor ons geloof in een god: de eigenlijke evolutionaire oorsprong van de religieuze impuls.


© Frits van der Waa 2017