Een fragment uit mijn vertaling van
Mijn linkervoet
door
Christy Brown
Op een dag in december, een paar weken voor kerst, bladerde ik de Sunday Independent door met mijn voet, toen ik opeens een aankondiging zag staan van een kleurwedstrijd voor kinderen van twaalf tot zestien jaar. Ik was intussen ruim twaalf, dus oud genoeg om mee te doen. Het was zondagochtend, alle anderen waren naar de mis, en moeder was in de bijkeuken kool aan het schoonmaken voor het eten, terwijl vader bij het raam de krant zat te lezen. Ik keek nog eens naar het bericht. Er stond een gewone zwart-witte reproductie bij van de tekening die ingekleurd moest worden, een vrolijk tafereel in een balzaal, met in het midden Assepoester die danste met de prins, omringd door de andere dansers, allemaal in fraaie kostuums, de mannen in nauwsluitende maillots en wambuizen en de dames in lange waaierende rokken. Boven hun hoofd hingen grote kroonluchters.
Ik vond dat het een heel geschikte plaat was om in te kleuren, en ik ging er zo in op dat ik hem in gedachten al helemaal klaar voor me zag, met schitterende, bonte kleuren. Het stond me zo duidelijk voor ogen dat ik het gevoel had dat ik hem al af had.
Ik riep moeder naar me toe uit de bijkeuken en liet haar het bericht over de wedstrijd zien.
'Probeer het,' zei ze. Ik schudde mijn hoofd en mompelde dat ik niet goed genoeg was. 'Dat is dom,' zei moeder. 'Je hoeft geen genie te zijn. Gewoon proberen.'
En dat deed ik. Ik kleurde de plaat diezelfde middag nog in en deed het beter dan ik van mezelf gedacht had. Ik besteedde vooral veel aandacht aan Assepoester. Ik maakte er een echte schoonheid van, met roze wangen, goudblonde krullen en een prachtige blauwe jurk. Haar witte satijnen muiltjes piepten bevallig onder haar jurk uit, als twee muisjes. Ik maakte het uniform van de prins helpaars en besloot er als artistiek accent kleine gele stipjes op aan te brengen, bij wijze van juwelen. Ik gaf hun allebei blauwe ogen, hoewel ik in die van de prins een spoortje groen mengde.
Ik was best tevreden toen ik de plaat af had. Met de wedstrijd zelf wilde ik niets te maken hebben, omdat ik dacht dat ik toch geen schijn van kans maakte. Maar hoewel ik kon weigeren naar moeder te luisteren, kon ik een verzoek van mijn 'droommeisje' onmogelijk naast me neerleggen, en toen moeder haar vertelde over de wedstrijd en haar de plaat had laten zien die ik had ingekleurd, zei Miss Delahunt dat ik die direct moest insturen. En voor mij was haar wil wet.
Ik liep de hele plaat nog eens na, voegde hier en daar een paar subtiele details toe en friste de tinten nog een beetje op. Toen deed moeder hem voor me in een envelop, plakte er een postzegel op, en verstuurde hem de volgende dag naar het kantoor van de krant.
Ik was er heus van overtuigd dat het allemaal tijdverspilling was en dacht er al snel niet meer aan. Ik koesterde niet de minste hoop om zelfs maar een troostprijsje te winnen. Die hele week schilderde ik weer verder op mijn gewone manier, met het tevreden gevoel dat ik Miss Delahunt in elk geval een plezier had gedaan door te doen wat ze vroeg, ook al dacht ik dat het geen zin had.
Maar op de vrijdagochtend daarna werd er op de voordeur geklopt. Moeder was in de bijkeuken kleren aan het wassen en haar handen zaten onder het zeepschuim toen ze de deur ging opendoen. Toevallig zat ik op dat moment op de grote ronde tafel in de keuken te schilderen, met al mijn verf en kwasten om me heen. Dat was een ongewone plek voor mij, want ik werkte het liefst boven in de slaapkamer, waar ik alleen kon zijn. Maar juist die ochtend had ik voor de verandering besloten in de keuken te gaan schilderen.
Toen moeder de deur opendeed stonden daar een verslaggever van de Independent en een fotograaf, die speciaal voor mij kwamen. Het bleek dat Miss Delahunt zonder dat ik dat wist naar de krant was gegaan en daar had verteld dat een van de kleurplaten die naar het kantoor waren opgestuurd was ingekleurd door een jongen die schilderde met zijn tenen. Bij de krant hadden ze een beetje sceptisch gereageerd en toen besloten een van hun verslaggevers erop uit te sturen om te kijken wat er klopte van het verhaal.
Toen de verslaggever en fotograaf de keuken in kwamen legde ik juist de laatste hand aan een tropisch eiland in een blauwe lagune, compleet met wuivende palmen en geelbruine stranden. Ik keek op toen ik de deur hoorde opengaan; daar, aan het andere eind van de kamer, stonden de twee journalisten naar mij te staren, met mijn moeder vlak achter hen. Ik voelde me onzeker en ging snel verder met schilderen.
'Het is echt waar!' hoorde ik een van hen fluisteren, op een toon van ontzag.
Mijn moeder bracht de twee mannen naar me toe en toen hoorde ik wie ze waren.
'We vonden het moeilijk te geloven, Mrs. Brown,' zeiden ze 'Maar nu...'
Ze stelden moeder allerlei vragen over mij, en toen ze hun mijn nog zo korte levensverhaal vertelde, reageerden ze nog ongeloviger dan eerst. Intussen schilderde ik gewoon verder, en probeerde me zo rustig mogelijk te houden. Uiteindelijk namen ze een foto van me terwijl ik met een penseel tussen mijn tenen achter een ezel zat die voor me op tafel stond. Die had ik een paar maanden daarvoor cadeau gekregen van een vriend. Het was een nuttig ding, maar ik schilderde toch liever op de vloer, en de ezel was alleen maar voor de gelegenheid neergezet, om te zorgen dat ik meer op een echte kunstenaar leek. Het was de eerste foto die er van me genomen werd.
De volgende zondagochtend lag ik lekker bij Peter in bed, ergens tussen waken en dromen in, toen vader de trap op kwam rennen, de kamer binnenstormde en me overeind hees.
'Kijk kijk!' zei hij, terwijl hij een exemplaar van de Sunday Independent voor mijn neus hield. 'Moet je zien je hebt gewonnen!'
Het was echt waar. Daar, op de middelste pagina, stond de foto die ze de vrijdag daarvoor van me hadden genomen. Daarop zag je een jongetje in korte broek, met dunne, overelkaar gevouwen beentjes, bijna hautain opgetrokken wenkbrauwen en een verkrampte hand, die hij stijf tegen zijn zij drukte om hem stil te houden.
Ik werd meegenomen naar de keuken, waar de hele familie onder het ontbijt druk zat te praten over mijn succes. Toen vader me de kamer in droeg viel er een abrupte stilte. Moeder zette de theepot neer en kwam naar me toe terwijl ik nog in vaders armen lag.
'Geef nooit op, Chris,' zei ze en gaf me een kus.
En mijn 'droommeisje'? Zij kwam later die dag ook. Ze nam mijn hand in de hare, kuste me op mijn voorhoofd en zei dat ze trots op me was.
Mijn linkervoet en ik hadden het hem weer gelapt.
© Frits van der Waa 2016