Een fragment uit
KL
door
Nikolaus Wachsmann, vertaald door Paul Heyman, Jan Willem Reitsma, Nannie de Nijs Bik-Plasman, Pon Ruiter en Frits van der Waa
Een heerlijke tijd in Auschwitz
Toen Rudolf Höss in de eerste maanden van 1947 in de gevangenis van Krakau zijn memoires schreef, in totaal 114 tweezijdige pagina's, dicht beschreven in zijn kleine, nette handschrift, keek hij met nostalgie terug op zijn gezinsleven in Auschwitz. Hoewel hij zelf voortdurend zijn handen vol had gehad aan het bestuur van het kamp, had zijn gezin het een verrukkelijke tijd gevonden, zo herinnerde hij zich. 'Aan alle wensen van mijn vrouw en van mijn kinderen werd voldaan.' Ze woonde met zijn allen vlakbij het hoofdkamp in een ruime villa, waarvan het interieur voornamelijk was uitgevoerd in blank hout, de favoriete stijl van de SS. Höss en zijn vrouw richtten er talrijke diners aan voor SS'ers uit het kamp en andere hoogwaardigheidsbekleders. Zijn kinderen 'hadden een vrij en onbekommerd leven' volgens Höss, terwijl zijn vrouw 'haar bloemenparadijs had'. Haar tuinman was een Poolse gevangene, Stanislaw Dubiel, die exotische bloemen voor haar kweekte. Frau Höss zette ook een groot aantal vrouwelijke gevangenen (onder wie ook joodse) in als privékleermakers, -kapsters en dienstpersoneel. Intussen raakten de vier kinderen (in september 1943 werd een vijfde kind geboren) gehecht aan twee vrouwelijke gevangenen, Duitse Jehova's getuigen, die op hen pasten. Höss' kinderen speelden graag met paarden en pony's, en met dieren die gevangenen voor hen vingen, zoals schildpadden, poezen en hagedissen. Maar in Höss' herinnering genoten ze het meest van een partijtje zwemmen 'met papa' in de rivier de Sola of het kinderzwembad in de tuin, dat niet meer dan een steenworp van het hoofdkamp lag.
Het sociale leven van de SS'ers in Auschwitz draaide voor een groot deel om het kamp. Vooral sport was populair, in lijn met de nadruk die de SS legde op lichaamsoefening en competitie. Op 14 juli 1944 maakte Höss zelfs gebruik van zijn vaste rondzendbrief om een zekere Unterscharführer Winter te feliciteren, die kort daarvoor in Opper-Silezië kampioen kogelstoten, discuswerpen en speerwerpen was geworden. Kamp-SS'ers speelden ook tegen teams van elders. Op de middag van 6 september 1942 speelden ze bijvoorbeeld op het plaatselijke sportveld een voetbalwedstrijd tegen een elftal van de SS uit Oranienburg (nauwelijks een paar uur na de wedstrijd werden even verderop, in Birkenau, honderden joden vergast die zojuist waren aangekomen uit Drancy). Om zich na een dergelijke lichamelijke inspanning of na een dag in het kamp te ontspannen konden SS'ers van alle rangen gebruikmaken van de sauna van de Kommandanturstab. Tevens werd er veel amusement geboden. In een oud theater op het kampterrein werden voorstellingen gegeven waarin dansers, acteurs, acrobaten en jongleurs optraden (sommige van hen maakten een tournee langs verschillende concentratiekampen). Nog in december 1944, slechts enkele weken voor het kamp werd verlaten, werden de SS'ers in Auschwitz getrakteerd op een optreden van Jupp Hussels, die in het hele Derde Rijk beroemd was als filmkomiek en wiens opgewekte stem iedereen kende van het ontbijtprogramma op de Duitse radio.
Ook muziek speelde een belangrijke rol. Er waren diverse orkesten actief binnen het Auschwitz-complex, waaronder een tachtigkoppig symfonieorkest en het enige uit vrouwen bestaande ensemble in een concentratiekamp (dat werd geleid door de gevangene Alma Rosé, de dochter van een beroemde Weense violist). Hoewel het hun voornaamste taak was om te spelen op het moment dat de gevangenenploegen op weg gingen naar (of terugkeerden van) het werk, waarmee ze het tempo aangaven voor alle marcherende colonnes, gaven ze ook gewone concerten. Veel SS'ers hechtten waarde aan zulke optredens, niet alleen omwille van de muziek zelf, maar ook omdat daarmee de schijn werd gewekt dat in Auschwitz een gewoon leven mogelijk was. Daarnaast moesten gevangenen, net als in andere concentratiekampen, privé- uitvoeringen geven die reikten van klassieke muziek voor de cultureel gevormde functionarissen tot uitvoeringen van populaire liedjes en dansmuziek. De Nederlandse gevangene Richard van Dam bijvoorbeeld kreeg dikwijls opdracht om naar het politieke bureau van Auschwitz te komen, de plek waar zich zo veel gruwelijke martelingen afspeelden, om daar jazzy Amerikaanse deuntjes als "I'm Nobody's Sweetheart Now" te zingen, op de accordeon begeleid door Rottenführer Pery Broad, een SS'er die evenzeer bekend zijn om zijn sluwe ondervragingstactiek als om zijn muzikale bekwaamheid.
Een van de uitgaansmogelijkheden buiten het kamp was een bioscoop in het stadje Auschwitz, maar het meest geliefde stamlokaal van de kamp-SS en hun gasten was het Haus der Waffen-SS, vlakbij het spoorwegstation, waar bezoekers een kamer konden huren en dat voorzien was van een bar en restaurant die alleen voor Duitsers toegankelijk waren. Vrouwelijke kampgevangenen werkten hier onder dwang als kamermeid of kokkin. Voor de SS-officieren was er een eigen exclusief gebouw, dat wat dichter bij het hoofdkamp lag, en waar ze elkaar 's avonds troffen om te eten, te drinken en kaart te spelen. Als speciale attractie konden ze een bezoek brengen aan het weekeindverblijf van de kamp-SS, de zogeheten Sola-Hütte. Het rustieke houten chalet, dat door gevangenen was gebouwd op een idyllische locatie, op ongeveer veertig kilometer afstand van het hoofdkamp, bood plaats aan ongeveer twintig gasten, die zomers in een nabijgelegen meer konden zwemmen en 's winters konden gaan skiën.
Dan waren er nog de bordelen voor de kamp-SS. Op Duitse bodem maakten SS'ers normaal gesproken gebruik van al bestaande lokale bordelen. Omdat die er in Auschwitz niet waren, werd er een nieuw bordeel met Duitse prostituees gevestigd, conform het bevel dat Oswald Pohl had gegeven tijdens zijn inspectiebezoek aan het kamp van september 1942. SS-leider Heinrich Himmler was in het algemeen voorstander van dergelijke etablissementen, omdat hij vreesde dat zijn troepen anders problemen zouden krijgen met hun seksuele aandrang. Maar het nieuwe bordeel van Auschwitz was niet voor alle kamp-SS'ers toegankelijk. De racistische denkbeelden van de nazi's maakten dat Oekraïense SS'ers hun heil in een andere hoerenkast moesten gaan zoeken, die in het leven was geroepen voor buitenlandse werknemers van IG Farben.
Hoewel de SS'ers van Auschwitz een tamelijk gesloten gemeenschap vormden, bouwden ze ook contacten op buiten het kamp. Ze hadden instructie om de Poolse bevolking te mijden, dus richtten ze zich op sociale contacten met andere Duitsers in de stad, die daar waren komen wonen als onderdeel van het algemene germaniseringsprogramma. Er lagen grootse plannen voor het stadje Auschwitz, die grote complexen met appartementen, autowegen, parade plaatsen en een aantal stadions omvatten. Terwijl zich in het kamp de Holocaust afspeelde, veranderde de nabijgelegen stad in een groot bouwterrein (begin 1945, toen de Duitsers vluchtten, waren er nog maar een paar projecten voltooid). De samenstelling van de plaatselijke bevolking veranderde eveneens. De etnische zuiveringen van de nazi's hadden geleid tot de deportatie van duizenden Polen en joden en een instroom van Duitsers. In het najaar van 1943 woonden er al zevenduizend in Auschwitz. De meesten van hen waren afgekomen op de goedbetaalde banen in het Oosten en werkten voor IG Farben. De nieuwe burgerlijke elite knoopte banden aan met de kamp-SS: men trof elkaar tijdens theater- en variétévoorstellingen, diners en de viering van het kerstfeest.
© Frits van der Waa 2014