Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in de Groene Amsterdammer van 9 februari 1983

Een diskussie over de moerassigheid van het Nederlandse muziekbeleid

'Het symfonieorkest is geen oud bankstel'

Symfonieorkesten worden bedreigd. Is dat erg? "Die orkesten zijn allemaal van een grauwheid en middelmaat. Steeds geven ze dezelfde afgelikte boterham. Het is tramkondukteur spelen", zegt Misha Mengelberg. Zit er nog leven in het orkestenbestel? Zit er een visie achter de bezuinigingen of niet? Over deze vragen organiseerde de Groene een diskussie tussen Reinbert de Leeuw, Hans Hierck, Misha Mengelberg en Hans Onno van den Berg.

Vijf orkesten minder. Dat was de botte bijl die minister Brinkman van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) half januari in het orkestenbestel dreigde te zetten. Naast het Gewestelijk Orkest van Zuid-Holland werden nu ook de orkesten van Noord-Holland, Friesland, Utrecht en Limburg met opheffing bedreigd. Grote opschudding in de orkestwereld.

Er brak een stortvloed los van nieuwe plannen, argumenten en pogingen het vege lijf te redden. Ook de Kamer bleek Brinkmans bijl te bot te vinden en dwong de minister water in de wijn te doen. Er zijn voorstellen gedaan om de orkesten in Friesland en Limburg in afgeslankte vorm te laten voortbestaan. En tijdens het jongste overleg tussen de minister en de Vaste Kamerkommissie voor Cultuur op 2 februari bleek ook het Noordhollands Philharmonisch Orkest door de Kamer geruggesteund. Minister Brinkman verklaarde zich bereid nieuwe mogelijkheden voor het behoud van deze orkesten te zullen overwegen. Maar hij zit vast aan een bezuiniging van 5,2 miljoen gulden op de muziek. Als het niet uit de orkesten komt, zullen andere sektoren van het muziekleven eraan moeten geloven. Brinkmans oorspronkelijke voorstellen zijn voor een deel gebaseerd op het rapport Organisatie en bespeling van het Muziektheater in Amsterdam van Hans Onno van den Berg en Sytze Smit, ook wel bekend als het 'Stopera-advies'. Daarin wordt een stroomlijning van het orkestenbestel voorgesteld, door een aantal orkesten op te heffen of te laten fuseren, en door de musici zwaarder te belasten. Immers, een groot deel van de orkestmusici vervult niet meer dan 60 procent van het aantal voorgeschreven diensten, aldus dit advies. Tegen hun bedoeling in lijken de adviseurs de kwade geesten achter de plannen van Brinkman. Wat zijn de effekten van dit snoeien in het muziekleven? Zit er nog wel muziek, of leven, in het orkestenbestel? Gaat er achter de bezuinigingen een visie schuil, of niet?

Reinbert de Leeuw: "Twintig jaar geleden had je het symfonieorkest, en dan nog de kwartetserie en een pianoserie, en daarmee was het bekeken. Nu ziet het muziekleven er totaal anders uit. Je ziet dat aan de belangstelling voor oudere muziek. Ontwikkelingen die er toe hebben geleid dat een symfonieorkest met een beetje zelfrespekt geen Bach meer speelt. Daarnaast is er de belangstelling voor het niet symfonische repertoire in de twintigste eeuw, en de geïmproviseerde muziek, een terrein dat er vroeger niet was. Het héle skala, dàt is essentieel. Vanuit die samenhang kun je gaan zeggen: 'Ja, er is een krankzinnige overaccentuering op één ensemblevorm, die zich met één periode uit de muziekgeschiedenis bezighoudt: het symfonieorkest.' Maar als je adviezen en plannen maakt, moet je die samenhang in het oog houden en bedenken dat het samen een geheel moet vormen.
In dat rapport van Hans Onno van den Berg en Sytze Smit wordt weliswaar af en toe gezegd dat het zo leuk zou zijn als het geld dat op de orkesten wordt bezuinigd naar andere sektoren zou gaan, maar ze geven er geen idee van hoe die sektoren eruitzien, en welke plaats ze in het geheel zouden moeten innemen. Nergens wordt daarnaar verwezen."

Hans Hierck: "Ik denk dat Reinbert gelijk heeft: er wordt geknabbeld aan het terrein dat traditioneel wordt ingenomen door de symfonieorkesten. Het wordt tijd dat daaraan konsekwenties worden verbonden. Maar je moet het wel op een zinvolle manier doen, en ook de zekerheid hebben dat wat er aan financiële middelen vrijkomt, terechtkomt in de sektoren die je ermee wilt bedelen. En die zekerheid ontbreekt helemaal. Het enige dat misschien zal gebeuren, is dat allerlei sektoren die nu te weinig hebben, straks niet nog minder krijgen. Ik denk dat er van extraatjes geen sprake zal zijn, als de grote orkestensloop is begonnen. En dan moet je goed bedenken wat je op dit moment aan het weggooien bent."

Misha Mengelberg: "Het is net een soort beest zonder hoofd, die rapportage van jullie. Het onderzoek is heel nauwgezet, maar aan de konklusies en aanbevelingen is geen touw vast te knopen. Er is geen duidelijk uitgangspunt. En dat komt door een overaccentuering van heel pragmatische en materialistische dingen in het muziekleven."

Hans Onno van den Berg, koel, maar beslist: "De artistieke kant van ons advies is op grond van de opdracht ervan vrij beperkt. Het ging om de organisatie en bespeling van het Muziektheater. De problemen van het muziekbestel zaten daaraan vast.
De symfonieorkesten hebben een tè groot beslag gelegd op het beeld van de muziekpraktijk. Het repertoire is beperkter gebleven dan vermoedelijk ooit is voorzien, de sprong na Strawinsky wordt toch eigenlijk door geen enkel orkest meer gemaakt. En de vernieuwingen in hedendaagse vormen van muziek vinden zelden plaats vanuit het orkest. De taak van symfonieorkesten is blijkbaar beperkt.
Je kunt het vergelijken met het opruimen van je kamer: op een gegeven moment voldoet het meubilair niet meer aan je eisen. Wij hebben gezegd: 'Laten we nou dat bankstel en het bureau de kamer uit doen, buiten staan al dingen klaar die we alleen maar hoeven binnen te laten.' Terwijl Reinbert zegt: 'Je moet dat oude bankstel pas later buiten zetten. anders laat degene die de zaak financiert niets nieuws binnen.'"

Reinbert de Leeuw: "Maar het symfonieorkestenbestel is geen oud bankstel. Dat is nou precies de fout. Het is heel gevaarlijk om er zo over te praten. Het gaat er niet om, ouwe troep er uit te zetten en nieuwe troep er in te laten, het gaat erom dat je dat héle muziekrepertoire, dat nou eenmaal bestaat, en dat de moeite waard is, ook werkelijk ten gehore kunt brengen."

* * *

Misha Mengelberg: "Ik herinner me ... in de jaren zeventig vonden we dat die andere sektoren gewoon beentje bij moesten trekken. Daarvoor moest meer geld komen. Nu we in een tijd van bezuiniging leven, willen we tóch dat veelzijdige aanbod. Dan zullen er dus in de sektor van de symfonieorkesten, regionaal, maar ook in de Randstad, geldstromen moeten worden verlegd.
Als je de pretentie hebt dat je ergens een symfonieorkest op de been houdt, moet je het ook goed doen, vind ik. En daarom ben ik inderdaad voor eventuele saneringen, maar langs een heel geleidelijke, heel preciese, voorzichtige weg, anders tast je de kwaliteit van dat soort instrumenten definitief aan."

Reinbert de Leeuw: "Vanuit het Genootschap van Nederlandse Componisten is in 1972 een plan opgesteld voor de hele muziekpraktijk, ook voor de orkesten. Een zeer artistiek gefundeerd plan, in feite één, groot pleidooi voor dat niet-symfonische repertoire, geïmproviseerde muziek, kamermuziek, muziektheater, noem maar op. Dat plan geeft allerlei manieren aan waarop je dat repertoire zijn gerechtvaardigde plaats in het muziekleven kunt geven. Tot in details. Er zijn druppelsgewijs ook wel ideeën uit overgenomen, maar in al die jaren dat het zo goed ging was de positie van de vakbonden en de werkgevers, zoals ze verenigd zijn in het Contactorgaan van Nederlandse Orkesten, zo sterk dat ze absoluut niet bereid waren om over dat plan te praten. Bovendien hadden ze voldoende greep op het parlement en de beslissende instanties om het tegen te houden.
Pas sinds er ingrepen dreigen die onvermijdelijk zijn, zijn bepaalde ideeën weer naar voren gehaald. Een van die ideeën is bijvoorbeeld een deeltijdkontrakt, waardoor het musici mogelijk wordt gemaakt om buiten het symfonieorkest op een andere manier bezig te zijn. Maar nu worden die deeltijdkontrakten opgevoerd zonder dat er inzicht wordt gegeven in de vraag hoe die musici dan aan het geld moeten komen dat ze inleveren als ze een deeltijdkontrakt bij een orkest hebben."

Hans Hierck: "Toen was het bedoeld om vrijheid te kreëren voor musici die dat wensten. Nu is het gewoon een middel om geld vrij te maken."

Hans Onno van den Berg: "Ook bij ons voorstel gaat het er om – en dat jij dat er te weinig expliciet vindt staan: tant pis – dat musici tijd en ruimte en gelegenheid krijgen om andere dingen te gaan doen."

Misha Mengelberg: "Het is heel vervelend en ik ben ook niet altijd zo door dik en dun voor symfonieorkesten... maar ik'wéét gewoon dat een symfonieorkest moet beschikken over een kern van mensen die elkaar kennen en op elkaar zijn ingespeeld. Die kern is heel groot. Een symfonieorkest is een heel uitgebreid, semi-militair apparaat, uit de negentiende eeuw, met generaals en Feldwebels en weet ik wat allemaal, en die horen er allemaal bij."

Hans Onno van den Berg: "Maar sommigen zijn voor veertig uur in dienst en, anderen voor twintig."

Hans Hierck: "Op het moment dat je met 72 man zit en maar beschikt over twaalf eerste violen, kun je geen gigantisch grote romantische bezetting spelen. Het aantal keren dat je een tuba moet inschakelen is ook minder. Die man is dus de klos, daar komt het gewoon op neer. En daar moet hij dadelijk voor boeten door salaris in te leveren."

- Maar is het eigenlijk niet goed als de minister van WVC de orkesten tot een kommercieel en efficiënt gebruik van hun musici gaat dwingen?

Reinbert de Leeuw: "Zo kun je niet redeneren. Dan zal niemand meer tuba kunnen gaan spelen, omdat je er niet van kunt léven! Die man heeft heel lang moeten studeren om uit dat onmogelijke instrument een paar mooie tonen te halen. Helaas – voor hem – was dat instrument nog niet uitgevonden in de tijd van Mozart en Beethoven, en verder heeft ook niet iedereen hem gebruikt, maar die man is héél hard nodig in het symfonieorkest, die heb je dus in dienst te nemen."

Hans Onno van den Berg: "We hebben expliciet gezegd dat iedere musikus, ook de tutti-strijker, het recht krijgt op een deelbetrekking."

Reinbert de Leeuw: "Zo iets is prachtig en uitstekend, maar als je weet dat een dergelijk voorstel onder druk van de bezuinigingen tot stand komt; als je weet dat het circuit daarbuiten onder grote druk staat; dat muziekscholen stops invoeren – dan is dat een loze bewering, zolang je dat geen inhoud geeft!"

Hans Onno van den Berg: "Die druk op de dingen daarbuiten zal kunnen verminderen als onze plannen worden doorgezet, want dan komt daar geld voor."

Reinbert de Leeuw: "Ja, dat zeg jij. Wat er feitelijk in jullie rapport staat is: hoe veel geld valt er uit de symfonieorkesten te halen, via een dienstensysteem, via het inkrimpen, via het fuseren, via het opheffen. Dat zijn allemaal methoden om het muziekleven te verengen, en de repertoire-armoede, die er toch al is, nog heviger te laten worden: 37 miljoen aan bezuinigingen is het antwoord."

Hans Onno van den Berg: "Bezuinigen was niet onze opdracht; er wordt nu gewoon bezuinigd. Dat betekent dat de minister van WVC stomweg een lijstje heeft gekregen met: er moet zo en zoveel worden bezuinigd binnen de muziek. De overheid begint dáár te bezuinigen waar dat het gemakkelijkst kan, en dat zijn de incidentele uitgaven. Projekten en manifestaties, bijdragen aan het Fonds voor Scheppende Toonkunst. Daarvoor is niet meer nodig dan een pennestreek. Het voordeel van ons plan is dat het een mogelijkheid biedt om struktureel in te grijpen in het orkestenbestel, juist op die plekken waarvan al jaren wordt geroepen, dat ze zo vast zijn gaan zitten."

* * *

Hans Hierck: "Het komt er op neer dat je in Amsterdam een operavoorziening moet hebben en dat je daartoe in de regio wat orkesten opheft. Je kunt het toch niet anders zien.
Het beeld in de regio verschilt wezenlijk van de visie die jullie hier in Amsterdam krijgen voorgeschoteld. In de Randstad zijn tal van alternatieve circuits, mogelijkheden om met een ander soort muziek kennis te maken. In de regio is dat veel minder het geval, daar is die behoefte ook nog steeds minder groot. En haal je daar op dit moment de orkesten weg, dan verarmt de hele situatie toch wel. Je kunt daarvoor niet zonder meer het Orkest van de Achttiende Eeuw of het Schönberg-ensemble in de plaats zetten. Dat is een ontwikkeling die geleidelijk aan moet plaatsvinden en waarin de orkesten ook een rol moeten spelen, denk ik. En dat hebben ze natuurlijk veel te lang laten liggen, dat is een open deur."

- Bijna elke provincie van Nederland heeft wel een eigen symfonieorkest. Is dat nou wel nodig?

Hans Hierck: "Kijk eens om je heen, er is in Nederland 45 miljoen op de Rijksbegroting voor orkesten; daarvan gaat 31 miljoen naar de Randstad, en maar 14 miljoen naar de regio."

Hans Onno van den Berg: "De grote gaten in de bezoekcijfers vallen in de regio."

Reinbert de Leeuw: "Dat heeft ook met het programmabeleid van de orkesten te maken."

Hans Hierck: "Als ik in Winterswijk met Emmy Verhey een Beethoven-vioolkoncert doe, staan ze daar in de rij. Als we een programma brengen zoals we dat graag willen, zitten er nog geen honderd mensen in de zaal."

Reinbert de Leeuw: "Ik geloof dat je in een met overtuiging gebracht beleid heel wat meer mogelijkheden hebt dan wat er op het ogenblik gebeurt. Den Haag gold altijd als een van de moeilijkste steden om iets buitenissigs te doen, maar het Residentie Orkest er in geslaagd om deze voor de meest waanzinnige programma's volle zalen te krijgen, Messiaen-cykli die uitverkocht zijn. Daar zit een overtuiging achter."

Hans Onno van den Berg: "Toch is het Residentie Orkest er in geslaagd om deze avontuurlijke programmering vorm te geven met een hoeveelheid geld, met een aantal musici die precies dezelfde zijn als bij het Rotterdams Philharmonisch, bijvoorbeeld. Het gaat vooral om artistieke visie."

Reinbert de Leeuw: "Maar als jullie voorstellen echt rigoureus in werking worden gesteld is dat ook in een klap afgelopen. "In één klap! En als dat orkest bij de uitvoering van Gruppen van Stockhausen zegt: 'Dit is absoluut de laatste keer dat we zo iets kunnen doen', dan ligt daar een groot falen van de overheid aan ten grondslag, die dat éne orkest dat bereid is om bijzondere dingen te doen, de ruimte niet geeft."

Hans Onno van den Berg: "Daarom hebben wij ook voorgesteld om het totale subsidiesysteem te wijzigen en de orkesten steeds over een periode van vier jaar te subsidiëren, waarbij ze de absolute vrijheid krijgen om zèlf te beslissen of ze dat besteden aan die extra dure dirigent, of aan bijzondere projekten."

* * *

Hans Hierck: "Het probleem is, zodra je met meer dan één overheid te maken hebt, kom je in de knel. Het Rijk draagt dertig procent bij in de regionale orkesten. Alles wat het Rijk op dat bedrag bezuinigt, gaat bij de lagere overheden verloren. Waar je naar toe moet, voor mijn gevoel, is dat het Rijk zorgt voor een goed, over het land gespreid voorzieningenniveau.
Het scheppen van akkommodatie is een zaak voor de lagere overheden. En je moet het heel gedifferentieerd per regio bekijken. Het advies van de Raad voor de Kunst gaat bijvoorbeeld voor de regio Utrecht/Gelderland uit van 110 musici: één management, maar twee poten van 55. Daar heb ik niks aan: 55 is te klein voor een symfonieorkest, te groot voor een kamerorkest. Daar kun je artistiek niet mee uit de voeten. Maak er dan een sinfonietta van: een klassieke bezetting van 44; en een orkest van 66. De programma's van die orkesten kunnen in beide provincies worden gespeeld en ook daarbuiten. En je kunt ze kombineren tot een apparaat van 110, waarmee je echt grote werken kunt doen. Dan kunnen we ook eens een keer een Sacre spelen. Dat kan niet met ons orkest van 72 mensen."

Misha Mengelberg: "Het kan me niet zo veel schelen wat er gebeurt, als er maar eens wat betere muziek uit kwam. Wat ik hoor van de orkesten –ook de Randstedelijke – vind ik allerlamentabelst. Juist op het gebied waarin ze gespecialiseerd zouden moeten zijn, is de kwaliteit vreselijk over het algemeen. Heel af en toe hoor je iets dat een sprankje hoop geeft. Al zouden ze zich maar op Tsjaikofsky specialiseren, en zeggen: 'Nu duiken we er een jaar in'; naar Rusland, rare manuskripten komen te voorschijn, en dàn tot Tsjaikofsky-interpretaties komen waarmee je iets te beweren hebt. Maar het is allemaal van een grauwheid en een middelmaat en nooit eens iets anders. Er zijn toch initiatieven te ontplooien. We zijn toch individuen, we kunnen toch nadenken."

Reinbert de Leeuw: "Het is inderdaad waar, het komt nóóit uit symfonieorketen. Iemand als Harnoncourt, die zich er mee bezighoudt hoe Bach nou een beetje heeft geklonken en daarmee fantastische dingen bereikt, ja, die wordt dan ingehaald bij het Concertgebouworkest. Het is altijd achter de zaken aan lopen, en dat geldt eigenlijk ook voor het echte grote symfonische repertoire."

Hans Hierck: "De symfonieorkesten hebben het in een aantal opzichten moeilijk, die kunnen zich niet altijd risiko's veroorloven."

Reinbert de Leeuw: "In een symfonieorkest, met allemaal betaalde musici, zijn de risiko's juist veel geringer. Zo'n orkest van de Achttiende Eeuw, dat weet ik toevallig van nabij:... dat zijn nou ècht risiko's."

Hans Hierck: "Ik bedoel risiko's van recette en dergelijke. Dat zijn weliswaar niet zulke grote bedragen, maar die tellen wel mee."

Reinbert de Leeuw: "Maar hoe veel bedragen die recettes op een totale begroting?"

Hans Hierck: "Nou, dat is nog geen tien procent."

Reinbert de Leeuw: "Precies. Dat zijn dus oneindig veel kleinere risiko's dan die van de mensen die het allemaal buiten de gevestigde orde, tegen de klippen op, moeten doen. Over risiko's moet je maar even je mond houden, want die worden echt niet in de orkesten genomen, maar daarbuiten."

* * *

Misha Mengelberg: "Ik vind het allemaal tramkondukteur spelen. Als je niet iets over de muziek te zeggen hebt, als je steeds dezelfde afgelikte boterhammen herkauwt en zegt: 'Ja, het publiek vraagt erom', dan doe je een spelletje met het publiek dat neerkomt op tramkondukteur spelen. Er is geen kultuur, geen kontinuïteit, geen durf. Er zijn te veel middelmatige mensen die aan de touwtjes trekken. Ik bedoel: waar práten we over, we praten over een ongeveer failliete boedel. Ik heb het idee dat die bezuinigingsvoorstellen voortkomen uit dezelfde mafheid waaraan het Nederlandse muziekleven al honderd jaar lijdt. Ze bewerkstelligen alleen maar nieuwe kneuterigheden en ellende."

Reinbert de Leeuw: "Als WVC – CRM, toen nog – had gezegd: 'Zó kan het niet meer, maar we gaan eerst een beeld schetsen van wat we in ieder geval in stand willen houden; vervolgens zullen er wel ergens klappen vallen', dan had de diskussie zich gekoncentreerd op wat CRM van belang achtte. Dan waren er ook allerlei provinciale en chauvinistische argumenten uit de bus gekomen, maar die had je dan in het licht van een dergelijk uitgangspunt kunnen wégen. Daar is nu geen sprake van."

Misha Mengelberg: "Nee, het is gewoon het perspektief van een nieuwe moerassigheid. Geen aanknopingspunten ... héél, heel Nederlands ... Ik voel me er zeer thuis bij."


© Frits van der Waa 2007