Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in de Groene Amsterdammer van 27 april 1983

Het knarsen, piepen, sjirpen, brommen en spreken van de elektronische muziek in Nederland

Staren naar twee luidsprekers in het halfdonker

Het ziet ernaar uit, dat ook de muzikale minima het voorlopig weer met een plaatsje in de marge zullen moeten stellen, nu een aantal symfonieorkesten kans heeft gezien om – min of meer – het vege lijf te redden uit de slag om de bezuinigingen, De Federatie van Kunstenaarsverenigingen heeft onlangs de positie van de lagere kasten in het muziekleven onder de aandacht van het ministerie van WVC gebracht in de nota 'Konstruktief Kontrapunt' (kontrapunt betekent: tegenmelodie), Reddingsplannen voor kamermuziek, pop, komponisten, dans, geïmproviseerde muziek en jazz, Het vurigste pleidooi uit de nota geldt het behoud van STEIM, de 'Studio voor Elektro-Instrumentale Muziek in Amsterdam. De rest van de elektronische sektor krijgt echter weinig aandacht. Wat is er bijzonder aan STEIM? En wat gebeurt er verder in de Nederlandse elektronische muziek?

Ssssst, ssst." Het helpt niet. Het schemerduister maakt het ook niet gemakkelijk om zonder stommelen binnen te komen. Met aanmoedigende fluitgeluidjes krijgt Felix Hess zijn kikkers ten slotte toch aan de praat. Door de balletstudio achter de IJsbreker klinken kleine, tsjirpende geluidjes. Eerder krekels dan kikkers, zou je zeggen.

Kikkers bestaan uit een handje elektronika, een paar batterijtjes en een speakertje. Ze reageren op elkaars geluid, maar 'schrikken' van andere geluiden en van licht. Het bewijs wordt al gauw geleverd: de TL floept aan en in een hoek beginnen rake klappen te vallen. De kikkers geven nu nog maar af en toe een schuchter piepje, en gaan geleidelijk verloren in de steeds komplexere ritmische patronen die de drummachine op ze loslaat. Een heus drumstel met aan een centrale poot een stel per computer bestuurde stokken.

Met dronkemansachtige slingeringen begint intussen een bal zich op eigen houtje door het publiek te bewegen. "Au, dat doet pijn", en "verdomme", beweert een computer. Het is de toekomstige stem van de bal. Adelbrecht, want zo heet de bal, zal behept zijn met een zwaar Amerikaans accent: Nederlandse spraakprogramma's zijn nog niet op de markt. Helaas geeft iemand die arme Adelbrecht wat later een trap, zodat hij, enigszins beschadigd, nog stuurlozer dan eerst, ergens in een hoek kringetjes gaat liggen draaien. Het was het begin van een manifestatie die tot diep in de nacht zou duren. Een avond met een blikken spreekstalmeester, kraaksynthesizers, banden, video, versterkte fietspomp, knallende ballonnen en veel muziek, met als centraal thema: STEIM moet blijven!

Het bestaan van STEIM leek direkt bedreigd door opheffing van de gemeentesubsidie. Het gevaar is inmiddels enigszins bezworen: STEIM heeft de gemeente Amsterdam duidelijk kunnen maken dat er in het pand aan de Groenburgwal niet zo maar wat geheimzinnige alchemie wordt bedreven – want die misvatting bestond kennelijk –, maar dat er faciliteiten worden geboden door de hele Amsterdamse muziek- en theaterwereld. De drummachine, die in samenwerking met De Horde is ontwikkeld, is er een duidelijk voorbeeld van.

Elektronisch maatwerk

"STEIM ontwikkelt apparatuur die niet in de handel te krijgen is, of doet speciale verbouwingen aan bestaande apparatuur", zegt Michel Waisvisz, koördinator bij STEIM. "We hebben apparatuur die óf geluid opwekt, óf stuurspanningen, waarmee je beeld, geluid, of zelfs mechanische strukturen kunt sturen. Dat betekent dat we heel vaak projekten doen die door theatermensen worden opgezet, waarbij in de meest ruime zin koppelingen tot stand worden gebracht tussen beeld en geluid. Toneel, mime, multimedia, film, lichtsystemen, het loopt erg uiteen. Daarnaast zijn er mensen die puur hier komen om nieuwe soorten instrumenten of objekten te ontwikkelen zoals Felix Hess met zijn kikkers. We zijn erg geïnteresseerd in elektronische processen die je weer kunt terugvinden in ons eigen denken. Als je bijvoorbeeld een computer ziet draaien, ga je gauw zeggen: 'Goh, het is net een mens.' Met dat soort interpreteren van gedrag kun je op een theaterpodium veel doen, omdat alles op zo'n podium natuurlijk nep is, en het publiek in de regel maar al te graag zijn fantasie wil laten gaan.
Een andere specialiteit van STEIM is het ontwikkelen van instrumenten die heel erg op de bespeler zijn ontworpen: maatwerk, waarbij een maximaal kontakt met het instrument ontstaat. Dus niet met een toetsenbord. want dut is nog een vrij indirekte manier om met elektronika om te gaan. maar bijvoorbeeld dansers die op de een of andere manier aan die elektronika zijn gekoppeld, en zo zijn er veel mogelijkheden."

Met deze benadering is STEIM uniek in Nederland en waarschijnlijk zelfs in de wereld. Behalve een werkplaats, waar dee apparatuur wordt ontwikkeld, is er een studio, waar met geluid kan worden geëxperimenteerd. Alles staat op wieltjes, zodat alle onderdelen ook los bruikbaar zijn en eventueel kunnen worden uitgeleend.

Bestaat niet!

De andere studio's in Nederland – er zijn er zo'n dertig, deels aan konservatoria, deels partikulier – zien er heel anders uit. Alle bandrekorders, filters, versterkers en regeltafels zijn in keurige panelen ingebouwd. De elektronische muziek die uit die studio's komt staat bijna altijd op band.

Als een van de eersten heeft Ton Bruynèl in 1957 een eigen studio opgezet. "Ik zou eigenlijk willen zeggen: elektronische muziek bestaat niet", zegt hij desgevraagd. "We hebben trillingen en spanningen, net zoals een snaar een trilling en een spanning heeft. Er is muziek, er is geluid, er zijn timbrekonstrukties. Wat je daarmee doet is een volgend verhaal, op papier zetten, of op band zetten... het uiteindelijk resultaat zal toch dat hóren, dat klinken zijn."

"Het woord elektronisch is onzin", zegt ook Konrad Boehmer. Hij maakt deel uit van de Werkgroep Elektronische Muziek, die onlangs een beleidsadvies aan de minister van WVC heeft uitgebracht. "Negenennegentig procent van het muzikale aanbod is elektronische muziek. Wanneer ik op de radio een symfonie van Brahms hoor, hoor ik iets dat via elektriciteit is overgebracht. Nee, het gaat hier om elektrische muziek, waarbij de elektriciteit een werkelijk produktieve rol speelt in het komponeren en het presenteren."

"De elektronische muziek in algemene zin begint pas", meent Frits Weiland, medewerker van het Instituut voor Sonologie in Utrecht. "Ik denk dat we twintig jaar lang een beetje met de gereedschapskist hebben geschud. Als we het over zestig jaar over 'elektronische muziek' hebben, is dat waarschijnlijk een even groot gebied als 'vokale' of 'instrumentale' muziek nu."

Frits Weiland is een van de auteurs van Elektronische muziek, het eerste Nederlandse boek over dit onderwerp, dat eind vorig jaar is verschenen. Hij heeft de historische kant voor zijn rekening genomen. De technische aspekten zijn behandeld door Stan Tempelaars. Het boek is zeker geen handleiding voor de amateurelektronikus of -komponist geworden, maar biedt zowel voor de leek als voor de meer ingewijden een helder overzicht van de materie. De nogal waardenvrije en objektief-wetenschappelijke benadering wordt voor dorheid behoed door de vlotte schrijftrant.

"De term 'elektronische muziek' kan in ruime zin worden gebruikt", aldus het boek, "en omvat dan alle vormen van muziekproduktie waarbij elektronische hulpmiddelen worden ingeschakeld. In enge zin gebruikt slaat hij op een aparte en herkenbare kunstvorm."

Klanksoep

Een aparte en herkenbare kunstvorm: 'elektronische muziek' valt onder 'klassieke' of 'serieuze' muziek, ook al zulke ongelukkige benamingen. Popmuziek hoort daar niet bij, ook al wordt daar met vergelijkbare technische procédés gewerkt. Eigenaardig is dat juist de popmuziek een groot publiek vertrouwd heeft gemaakt met de – toen nog – buitenissige elektronische klankwereld. Op platen als Revolver en Sgt. Pepper van de Beatles, Ummagumma van Pink Floyd, en Uncle Meat van Zappa is muziek te horen die heel dicht tegen de 'klassieke' elektronische muziek aanligt. Maar met de synthesizergolf van de jaren zeventig is de popmuziek een andere kant uit gegaan.

Konrad Boehmer: "Op dit moment zie ik niet waar de popmuziek zich ten aanzien van de elektriciteit origineel opstelt. Het is gewoon een gigantische klanksoep, een soort moederbuik van klank waarin ze zwemmen. Dat heeft niets met diskriminatie te maken, maar als een synthesizer wordt gebruikt als een elektrisch orgel, want daar komt het eigenlijk op neer, hoeven we daarvoor als advieskommissie echt geen beleid te ontwikkelen."

Grote vrijheid

Het terrein van de elektronische muziek is, ook zonder de pop, verwarrend groot. De live elektronika, de specialisatie van STEIM, is op zichzelf al een genre waarin onuitputtelijke kombinaties en nieuwe vondsten mogelijk zijn. Maar ook de manieren waarop bandkomposities tot stand komen, lopen sterk uiteen. Een elektronisch stuk muziek kan zijn gebaseerd op één pianotoon die op talloze manieren is veranderd, elektronisch bewerkt, gevarieerd en gemonteerd, maar het kan ook de output van een computerprogramma zijn. Alles mag. De elektronische komponist kan alle geluiden gebruiken die hij maar wil.

Ton Bruynèl: "Je bent veel vrijer. Je bent niet gebonden aan de omvang of de technische beperkingen van een instrument. Je kunt bijvoorbeeld een geluid met een hobo-achtig karakter ogenblikkelijk laten verkleuren tot een trompet of metaal. En dat heeft ook een sterke invloed op de vorm van de muziek. Natuurlijk komen er weer andere mechanische problemen. Maar toch: de klank wordt vrijer.
Ik werk altijd met band, omdat ik een geheugen nodig heb. Straks komt de digitale chip, en dan kun je een hele Bruckner-symfonie in een paar millimeter opslaan. Dat is ook een geheugen, net zoals een rol band, of een partituur."

Kijken naar een bandje

Michel Waisvisz: "Het rustig- monteren van banden in een studio, dat is fantastisch. Je kunt zo uren doorzagen over een geluid en zo veel leren over de aard, de werking ervan. Maar als dat alleen maar op een bandje terechtkomt heb je er verder weinig aan. Er zijn mensen die heel goede banden maken, maar ik kan mezelf er heel moeilijk toe krijgen om naar twee luidsprekers te gaan zitten kijken en om te luisteren wat eruit komt. Het is ook zo safe, je weet dat alle fouten er uiteindelijk uit zijn geknipt."

Frits Weiland: "Het is onthullend hoe weinig de elektronische muziek voor de radio heeft gedaan, en hoe weinig de radio heeft gedaan voor een radiofonische kunst. Het draaien van een band op een koncert, waarbij er verder niets gebeurt, is een tamelijk onmogelijke situatie, maar er is geen alternatief voor."

Konrad Boehmer: "Hoewel radio het meest voor de hand liggende medium is, is dat kanaal voor elektronische muziek zo goed als afgesloten. Die zuilen zijn alleen nog maar kommerciële konkurrenten, zodat geen ervan een boodschap heeft aan het verspreiden van moderne muziek op substantieel niveau. Dus heb je op dit moment wat je elektronische Schubertiades zou kunnen noemen: huiskoncertjes. En dat is natuurlijk krankjorem als het gaat om een produktie die er, tendentieel, op uit is om de hele wereld te omspannen."

Samen met live muziek

Een elektronisch koncert is inderdaad een wat merkwaardig schouwspel. In een zaaltje van bescheiden omvang, meestal met een dito publiek, staan twee of vier grote luidsprekers opgesteld. Gewoonlijk wordt het licht gedempt tijdens het beluisteren van de muziek. Vreemdsoortige klanken spelen door de ruimte. Minutenlang gekraak, zoetgevooisde, onaardse melodieën of waaierende klanksluiers: de variëteit is enorm, veel groter dan in 'gewone' muziek. Soms is ook de komponist zelf aanwezig, die dan met minuskule bewegingen van schuifregelaartjes de klank wat bijstuurt. Toch is het publiek bij dergelijke koncerten dikwijls groter en gevarieerder dan bij vergelijkbare koncerten met live moderne muziek.

Een enkele keer wordt de band gekombineerd met dia's of film. Vaker gebeurt het dat er samen met de band wordt gemusiceerd. Ton Bruynèl is een van de weinige komponisten die vrijwel altijd band en instrumenten kombineert.

Bruynèl: "Ik heb een groot respekt voor de instrumentale klank. Een vleugel, of een goede fagot, dat zijn timbrekonstrukties die, met zorg, door generaties zijn gemaakt. Zoiets moet je ook niet op band zetten of versterken met kontaktmikrofoons en luidsprekers. Het gaat er altijd op achteruit, omdat je twee dingen door elkaar gaat gooien. Het ene is een absoluut akoestisch gebeuren. En het andere maakt een omweg via die elektronika. Het ene bestaat, en het andere is een vertaling. En dat klinkt gewoon niet zo fijn. Maar als je een paar instrumenten neerzet, en dan die klanksporen er overheen, dat is schitterend."

"Als het om de klank gaat, klinkt een viool alleen maar goed in de ruimte", geeft Michel Waisvisz toe. "Er is geen luidspreker die dat kan nadoen. Maar een viool via een kontaktmikrofoon en een luidspreker is niet zomaar een versterkte akoestische viool: het is een nieuwe synthese. De mensen realiseren zich vaak niet dat de wereld al behoorlijk elektronisch is: het mondt altijd uit in een elektronische slurf: pick-up, versterker, luidsprekers. Ik heb ervoor gekozen om in die slurf te gaan zitten en met die slurf dingen te doen. Een puur elektronische kultuur, maar dan wel met een mensvriendelijke aanpak."

Niet urenlang formules reutelen

Elektronische muziek werd (en wordt) gemaakt met behulp van analoge apparatuur, waar de geluidstrillingen 'analoog' zijn aan elektrische spanningen. Maar ook hier is de digitalisering in volle opmars: geluid kan ook in nummertjes, in een digitale code, worden uitgedrukt, zoals het bij de compact disc gebeurt.

Op het Instituut voor Sonologie in Utrecht wordt al meer dan tien jaar met computers gewerkt. De nadruk ligt op het onderzoek van de klank. Muziekproduktie staat niet op de eerste plaats, al komen er uit het onderwijs en onderzoek toch regelmatig komposities voort.

"De computer leent zich als instrument beter voor het beschrijven van klank", zegt Jaap Vink. Ook hij is medewerker bij Sonologie. "Je kunt het veel beter analyseren, veel beter programmeren dan met analoge apparatuur. Dat wil niet zeggen dat het analoog werken volledig uit de tijd is; al het vroegere onderzoek is eruit voortgekomen, vergeet dat niet. En het is voor studenten erg belangrijk om een poosje in de analoge studio te werken. zodat ze weten waar de moeilijkheden liggen."

Bij STEIM wordt ook veel met digitale apparatuur gewerkt, maar die staat daar toch veel minder centraal. "We ontwerpen zelf veel van dat soort systemen", zegt Michel Waisvisz, "puur gericht op een bepaald projekt. De computer is dan gewoon een anoniem stukje elektronika, ergens in een apparaat. Wat we absoluut niet stimuleren is dat mensen urenlang achter die terminals formules zitten te reutelen en daar allemaal riedelmuziek uit te voorschijn toveren."

Jaap Vink: "Omdat het werken met de computer zo goed is te beschrijven, kun je enorme filosofieën over klankstrukturen maken die eigenlijk totaal geen hout snijden. Maar ik neem aan dat men wel een keer tot bezinning. zal komen, en er eindelijk wel eens muziek mee wil gaan maken. Toch zijn er wel degelijk computerkomposities die de moeite van het beluisteren waard zijn."

Onmuzikale geluiden

Een computer is, beter dan welk instrument ook, in staat om uiterst onmuzikale geluiden voort te brengen. Of, om het wat diplomatieker uit te drukken: geluiden waaraan het menselijk oor in het geheel (nog) niet gewend is. Veel computermuziek is op het gehoor niet meer dan ritmisch geartikuleerd geknars, of is zo gepolijst en eenvormig dat alle leven er uit is. Er zijn nog niet veel komponisten die echt interessante muziek aan de computer weten te ontlokken.

Konrad Boehmer: "Niet ieder stuk hoeft een meesterwerk te zijn. Een Mozart is ook alleen maar mogelijk geweest nadat honderden komponisten vóór hem de grondslagen voor die nieuwe muzikale taal hebben gelegd. De theorie van het genie dat zomaar uit zichzelf, pats, boem, ploing, meesterwerken kreëert, is de meest kinderlijke en onzinnige theorie die ik ken. Laat nou eerst maar esthetische mogelijkheden worden geopend, laat daar maar de politieke wil en de technologie voor zijn, dan pas zullen er na zekere tijd ook rijpe resultaten uit komen.
De zaak van de elektronische muziek is nogal uit de hand gelopen. Er zijn veel kleine studio's die relatief veel geld opzuigen. En een deel van de studio's is moeilijk toegankelijk, omdat ze aan konservatoria of universiteiten zijn gevestigd.
Het moet afgelopen zijn met het langs elkaar heen werken. Als een komponist in studio A iets met de computer doet, en ineens de hulp van studio B nodig heeft, blijkt hij zijn spullen niet in die andere computer te kunnen stoppen. Zo iets werkt natuurlijk alleen maar kontraproduktief.
Wij vinden daarom dat er een technische en administratieve pool moet komen die de aanvrager voor elektronische apparatuur gaat regelen; waar apparaten in bruikleen kunnen worden gegeven, die daarna weer terugvloeien naar die pool. Verder moet die pool ervoor zorgen dat informatie over elektronische muziek op landelijk niveau beschikbaar komt, niet alleen technische gegevens, maar ook een katalogisering van het bestand aan werken. En behalve schriftelijke zou je ook akoestische informatie kunnen bieden door elk jaar een aantal platen met elektronische muziek uit te brengen.
Een belangrijk idee bij onze voorstellen is geweest: niet wéér allerlei nieuwe instanties in het leven roepen, maar zo veel mogelijk gebruik maken van de knowhow en de kapaciteit van de bestaande instellingen.
Ik ben van mening dat het ruim voldoende is wanneer er in Nederland één studio is die met onderzoek het nieuwe denken voorbereidt: dat zou dan Sonologie in Utrecht zijn: één of twee studio's die gewoon produktiestudio zijn: de konservatoria van Den Haag of Amsterdam; één studio die zich voornamelijk met de live kant bemoeit: STEIM; en één studio waar vooral de banden tussen taal en muziek worden onderzocht: daarvoor zou de NOS-studio het meest geschikt zijn, dan hoeven we die kleine privé-studiootjes niet meer. Ik vind het nogal dommig als komponisten genoegen nemen met twee Revoxjes, een oktaaffiltertje en twee generatortjes. Dat vind ik niet getuigen van veel kompositorisch inzicht. Je kunt op een blokfluit geen symfonie van Brahms spelen."

Goedkoper dan een Steinway

Ton Bruynèl laat andere geluiden horen: "Als je bij Sonologie werkt, lopen er steeds mensen binnen. Dat is geen sfeer om te werken. Ik wil, net als een schilder of een beeldhouwer. mijn eigen atelier hebben. Het is fijn om in je eigen omgeving te komponeren. Ik heb het meteen in het begin begrepen: hoe eenvoudig ook, zet maar een paar apparaten neer, een paar kleine dingen, en begin maar. In de loop der jaren heb ik het uitgebreid tot een redelijke studio. Kostbaar? Wat hier staat is nog niet zo duur als een Steinwayvleugel. Ik kom misschien tot de helft. Het ziet er ingewikkeld uit met al die knopjes, maar daar moet je gewoon doorheen kijken."

Modernisering en nieuwe technologie zijn duidelijke voorwaarden voor verdere ontwikkelingen in de elektronische muziek. Toch hangt niet alles van de techniek af. Voorop staat de mens, de musikus, de komponist.

Michael Waisvisz: "Je moet er van uitgaan dat het denken via je motoriek een veel grotere snelheid ontwikkelt dan het gewone taaldenken. Ik geloof dat dc snelheid die met flipperen wordt bereikt nog altijd veel groter is dan die van het in taal geformuleerde denken. Daarom moet je een instrument bouwen dat een sterke motorische binding met je lichaam heeft. Want dat hoge tempo is belangrijk, de snelle reaktie op bepaalde gedachten, op bepaalde beelden of geluiden... als je daar niet snel genoeg in bent, verlies je al zo veel."

Ton Bruynèl: "Als je een klank hebt gemaakt, moet je die ook respekteren. Maak hem niet meteen ondergeschikt. Sta hem toe: wat heeft hij te zeggen, wat kan daarin gebeuren? Door het werkproces komt de vorm te voorschijn. Het is net als met schilderen: bij goede dingen worden vorm en kleur één. Alle computers, alle knopjes, alle cijfers vallen op een gegeven moment in de prullenbak, en er ontstaat een fusie tussen het oor en het getal. En dat moet het zijn."

Elektronische muziek van F. C. Weiland en C. A. G. M. Tempelaars is uitgegeven door Bohn, Scheltema & Holkema. het boek kost f 67,50.
Grammofoonplaten met Nederlandse elektronische muziek zijn onder meer uitgebracht door Donemus, Paulus Potterstraat 14, 1071 CZ Amsterdam.


© Frits van der Waa 2007