Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in de Groene Amsterdammer van 12 juni 1985

Een opera in één dimensie

'Naima' van Theo Loevendie

Met de herleving van de opera is het Nederlandse muziekleven weer heel wat kleurrijker geworden, en daarmee ook de reakties van het publiek. Zo werd Theo Loevendies opera Naima niet alleen met ovaties, maar ook met boegeroep ontvangen. Daarbij viel het op dat de waardering vooral kwam van de kant van de muziekminnaars, en de afkeurende geluiden van de theaterliefhebbers: een scheidslijn die zich ook aftekende in de tweemansdelegatie van De Groene. Frits van der Waa en Max Arian verdiepen zich in de oorzaken van die tweespalt.


"De tijd van de opera als gezongen verhaaltje is voorbij", citeert librettist/regisseur Lodewijk de Boer in zijn toelichting op Naima. Daarmee demonstreert hij zijn voorliefde voor ontleningen even doeltreffend als de loosheid van het ontlenen zelf, want met dit citaat van Berio geeft hij evenmin antwoord op de vraag wat opera dan wèl dient te zijn, als met het hele libretto van Naima, dat vrijwel uitsluitend is opgebouwd uit citaten.

Wat proberen De Boer en Loevendie te bereiken met Naima? Een kunstvorm die afrekent met een vastgelopen operatradie? Een muziekstuk waarvan de lading wordt versterkt met een dramatische aankleding? Een allegorie met een politieke boodschap? Het laatste antwoord lijkt na het zien van Naima het meest voor de hand liggend, maar afdoende is het niet: want het gegeven van de opera is zo pover en zo algemeen, dat één zinnetje uit het libretto het volmaakt samenvat: "The corruption of power is contagious." Dat thema is in 'gezongen verhaaltjes' uit het verleden met meer succes uitgewerkt.

Loevendie en De Boer voeren in hun opera een Instituut ten tonele, verzinnebeeld door het Nederlands Operakoor. Er is een leidersfiguur, Xistes, met twee adjudanten, Helga en Nivard. De vrije wil van het individu wordt uitgebeeld door de jonge vrouw Naima, die zich afkeert van het Instituut en zich aansluit bij De groep, een ongezond gezelschap musici en akrobaten, aangevoerd door Hunchback. Ze worden gevangen gezet. Hunchback en Naima verwekken een kind, Amian, dat, eenmaal volwassen, samen met zijn moeder terugkeert, de diktator Xistes laat doden door diens adjudant Nivard en vervolgens zelf de plaats van de diktator inneemt, tot verontwaardiging van zijn moeder Naima. Het verhaal is van een eendimensionale grimmigheid. Iedere psychologisering lijkt bewust buiten de deur te zijn gehouden, en daarmee zijn de karakters stereotieper en sterieler dan zelfs in een Bouquetreeks-roman mogelijk is. Zelfs het personage van Nivard, die zowel Hunchback als Xistes exekuteert en zich uiteindelijk aansluit bij De Groep, draagt het stigma van de eeuwige twijfelaar.

Reusachtige piemels

De enscenering maakt het allemaal nog wat erger: het Instituut is gehuisvest in een soort vervallen Azteken-tempel en gekleed in bordpapieren kostuums, die vroegere monstruositeiten van de Nederlandse Operastichting met glans overtreffen. Aan de zijkant van het toneelbeeld ligt iets dat lijkt op vier reusachtige piemels naast elkaar, maar bij nadere beschouwing blijkt het een grote, roze klauw te zijn, met nagels die op kritieke momenten rood opgloeien. En natuurlijk wolkt de koolzuurmist, die zelfs in Toppop al jaren geleden taboe is verklaard, hier weer over het podium.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Naima bij de opening van de Stopera zou worden opgevoerd. Het is maar goed dat het daarvan niet meer komt, want in die omgeving had de aanklacht jegens het Instituut nog holler geklonken dan nu in Carré het geval was.

Toch is Naima geen mislukte opera. Dat komt door de muziek van Theo Loevendie, die zelfs in dit dode, vlakke verhaal reliëf en spanning weet te brengen. Behalve wat ongelijke inzetten in het koor en het orkest is er aan deze uitvoering van Naima niets te verbeteren. Loevendie heeft, geholpen door zijn ervaring als jazzmusicus, op een voortreffelijke manier aan type-casting gedaan: waarschijnlijk zijn zelfs de karakters in het verhaal ten dele afgeleid van de musici die hij op het oog had. De onverzettelijke Naima-rol is Jard van Nes op het lijf geschreven; Jan Derksens theatrale vermogens maken hem geknipt voor de rol van Hunchback, en Leo van Oostrom, Harry Sparnaay en Leonore Pameijer zijn al van nature de enigszins koddige vrije muzikale vogels van De Groep.

Transparant

Dat Loevendie een bekwame muzikale illustrator is, bleek al uit zijn versie van Andersens sprookje De nachtegaal, die de allure van Prokofjefs Peter en de Wolf naar de kroon steekt. Ook in Naima is de tegenstelling tussen 'dode' en 'levende' muziek met effekt uitgewerkt (waarbij zelfs de verstarde, streng opgebouwde koorblokken van het Instituut nog fascineren). De levende muziek wordt natuurlijk gemaakt door de drie musici van De Groep, die als het ware 'konverseren' in een jazzachtig idioom.

Tussen die twee uitersten ligt een groot gebied van expressie, dat door Loevendie met alle nuances die het orkest hem levert wordt verkend. Het gefixeerde karakter van de verschillende rollen werkt hier zelfs in het voordeel: ieder personage heeft zijn eigen soort muziek, zijn eigen melodiebouw. Ook de tegenstelling tussen het Latijn (de taal van het Instituut) en het Engels (de taal van De Groep) is heel effektief. De muziek is ondogmatisch: Loevendie aarzelt niet om een kerkerscène van griezelige sfeermuziek te voorzien, terwijl het 'heidense' huwelijk van Hunchback en Naima zich voltrekt onder een waanzinnige montage van barokachtige citaten en walsfragmenten. Afgezien van die scène en van enkele citaten uit Othello, is de muziek geheel geschreven in een eigen transparant idioom, dat de luisteraar oriëntatiepunten in tijd en toonhoogte aanbiedt, maar toch onmiskenbaar hedendaags is, met zijn grote melodiesprongen en onorthodoxe harmonieën. In tegenstelling tot veel andere operakomponisten is Loevendie niet bang voor duetten en ensembles: hij laat zijn zangers rustig door elkaar zingen, maar neemt ook ruimschoots de tijd voor instrumentale tussenspelen.

Onbekommerd en gezellig

De muziekliefhebbers hebben dus gelijk. Als muzikaal spektakel is Naima geslaagd. Lodewijk de Boer zou men ook nog wel kunnen prijzen, omdat hij zijn uiterste best heeft gedaan Theo Loevendies primitieve, maar sympathieke politieke noties met citaten uit de wereldliteratuur aan te kleden. Jammer, dat dat een libretto opleverde dat niet (zoals het programmaboekje, ook al enigszins modieus, beloofde) over andere libretti gaat, maar dat geheel en al door al die andere libretti wordt bepaald, er een grootste gemene deler van vormt: louter klichés en afgezaagde vondsten in plaats van een eigen visie op het thema macht en individu, lege abstrakties in plaats van een konkrete invulling vanuit onze tijd. Zodat De Groep onbekommerd en gezellig tegenover het Instituut kan worden geplaatst, alsof we nog midden in de tijd van de Notenkrakers-akties tegenover het Concertgebouworkest leven. Alsof zich in kleine groepen niet dezelfde monsterlijke processen kunnen voordoen als in grote instituten (zie de KEN en allerlei psychotherapeutische en andere sekten). Naima zegt niets nieuws over de wereld en de macht. Maar als opera een muziekstuk met plaatjes is, dan is het het beste wat er hier in jaren is gekomponeerd.

Naima is nog te zien op vrijdag 14 juni in Theater Carré, Amstel 115-125, Amsterdam. Aanvang 20.15 uur.


© Max Arian/Frits van der Waa 2007