Verschenen in de Groene Amsterdammer van 29 januari 1986
Tintinnabuli
Op het gebied van de minimal music zijn merkwaardig haast nog steeds ontdekkingen
te doen. Al een poos geleden verschenen, maar pas onlangs wat algemener in circulatie, is de lp
Tabula rasa van de Estlandse komponist Arvo Pärt. Pärt woont sinds 1980 in het Westen:
hij is getrouwd met een joodse vrouwen en het religieuze karakter van sommige van zijn werken viel niet
in goede aarde (wat de doorslag gaf vermeldt de historie niet). Vanuit een seriële schrijfwijze
ontwikkelde hij zich geleidelijk aan naar een 'minimaal' aandoende stijl, die hij tintinnabuli
noemt: diatonische muziek, die in het langzaam aan- en afzwellen doet denken aan het gebeier van
klokken. De vier stukken op deze plaat bewijzen dat dat geen beletsel is om muziek te schrijven waarin
werkelijk iedere toon een emotionele betekenis draagt.
Een niet minder gelukkige greep in de platenbak leverde mij The Beating of Wings van Andrew
Poppy. Bij nader beluisteren een onevenwichtige, maar daarom niet minder opwindende plaat. De
luisteraar moet wel over stalen zenuwen beschikken om na het buitengewoon sterke openingsstuk
The object is a hungry wolf, waarin een instrumentaal ensemble, versterkt met een
Fairlight-computer, een stimulerende opeenvolging van minimal-strukturen brengt, via een serie
orkestvariaties over te stappen naar een kompromisloos experiment met synthetische Linn Drums,
waar de eerste de beste new-wave-band zich niet voor wu hoeven te schamen, om vervolgens te
belanden in een dromerige Cadenza voor twee piano's: een normale en een elektrische.
De elektronische mengtechnieken, zonder welke een plaat als The Beating of Wings ondenkbaar
zou zijn geweest, spelen evenzeer een rol in Maximizing the audience, een kollektie stukken die
de Belgische komponist Wim Mertens schreef voor Jan Fabres Nacht der theaterlijke dwaasheden.
Mertens is strenger in de minimal-leer dan de voornoemde komponisten: zijn strukturen ondergaan
een dikwijls heel verstandelijk getinte gedaanteverwisseling, maar kenmerken zich desondanks door een
heel subjektieve lading en vreemde kontrasten tussen voor- en achtergrond. Vergeleken met Mertens'
vroegere komposities, waarvan door Soft Verdict een aantal platen werden uitgebracht, zijn deze stukken
erg lang. Toch weegt de inhoud dikwijls op tegen de lengte. Vooral het titelstuk met zijn schizofrene
verwijzingen naar Wagner is daarvan een fraai voorbeeld.
David Byrnes' Music for the Knee Plays bevat niet zozeer minimale muziek, maar vereist toch
wel een overeenkomstige lange adem. Over Robert Wilsons CIVIL WarS, waar deze muziek voor
geschreven is, is in de Groene al menig maal bericht. Byrnes muziek lijkt in vrijwel niets op de
klanken die hij met de Talking Heads produceerde. Het zijn twaalf stukken voor prachtig sonore saxen en
trompetten die voor de helft uiterst belegen klinken. De andere helft is wél spannend. De door
Byrne zelf gesproken teksten dragen daar toe bij, maar meer nog de geraffineerde instrumentatie en de
gangsterfilm-achtige harmonische verschuivingen. Niet blindelings aan te bevelen; meer een plaat voor
liefhebbers van Byrne, brass of Wilson.
- Arvo Pärt: Tabula rasa - Uitvoerenden: Gidon Kremer, Keith Jarrett, de Twaalf Cellisten van
het Berliner Philharmoniker e.a. - ECM 1275817 764-1. prijs f 28,95.
- Andrew Poppy: The Beating of Wings. Island 207419-620 - prijs f 23,90.
- Wim Mertens: Maximizing the audience (dubbel-lp) - uitgevoerd door Soft Verdict - Les Disques du
Crépuscule TWI 480. prijs f 37,50.
- David Byrne: Muslc for the Knee Plays from Robert Wilson's The CIVIL WarS. EMI 064-24 0381 1, prijs
f 24,90.
© Frits van der Waa 2007