Verschenen in de Groene Amsterdammer van 4 juni 1986
Een barst binnen één sekonde samengesteld uit twaalf overlappende geluiden
Barstend IJs van Klas Torstensson
Gedurende zes Holland Festivalavonden wordt in Frascati de voorstelling Barstend IJs opgevoerd: een
inter-mediaprojekt van komponist Klas Torstensson (35) voor computergeluiden, slagwerk, laserstralen,
video, diaprojektie, spektrogrammen en vierentwintig solostemmen. Frits van der Waa, al jaren lid van
het ASKO-koor, schreeuwt, slaat en zingt mee. Een verslag van binnenuit.
Na de geweldige klap in maat 124 sta ik plotseling in een wolk van neerdwarrelende splintertjes. Een
van mijn planken vertoont een scheur van bijna een meter lang, Voorzichtig verder, de neiging tot slappe
lach onderdrukken, we zouden nu niet meer stoppen, wat er ook fout ging.
In september zijn we met het stuk begonnen: de vrouwen in het repetitiezaaltje van de Stichting Gaudeamus,
de mannen op de gang, samengedrongen tussen lessenaars en fietsen. Ik ben Man Twaalf. Rechts van mij
strekt zich een duboele halve cirkel van zangers uit. Hier geen onderverdeling in tenoren en bassen,
sopranen en alten, alleen in mannen en vrouwen. De mannen vooraan met planken en maracas, daarachter de
vrouwen met megafoons en mikrofoons. Iedereen met een stemvork, absoluut onmisbaar. Af en toe klettert
er een op de grond.
Klas Torstenssons koorstuk Isogloss, een partituur met 94 lappen van pagina's, duurt officieel
achttien minuten en is niet meer dan een onderdeel van zijn grote projekt Barstend IJs. Zoals we
nu de verschillende lagen van de muziek in en op elkaar zetten zullen we in juni het slagwerk, de belichting
en alle andere elementen van de vijf kwartier durende voorstelling met elkaar kombineren.
Nooit hebben we gekompliceerdere muziek onder handen gehad. Vreemde fonetische tekens, weerbarstige
ritmes en versnipperde akkoorden komen wel vaker voor in het repertoire van het ASKO-koor, maar niet in
zo'n opeenstapeling. Dan de opdeling in 24 solostemmen: weg is het vertrouwde houvast aan je buren, je
moet het allemaal zelf doen. En niet te vergeten het stemgebruik. De geluiden die Klas van ons verlangt
zouden elke zangpedagoog de haren ten berge doen rijzen. Toch ontstaat er muziek uit al die rauwe
oerkreten, staalachtige tonen en ritselende geluiden. De komponist zelf heeft vanaf het begin samen
met Jos Leussink, de vaste dirigent van het ASKO-koor, de repetities geleid en zijn geduldige uitleg na
afloop in de kroeg voortgezet. Voor elk onderdeel van het projekt houdt hij de eindverantwoordelijkheid.
* * *
'Dit zit er ook in.' Klas rinkelt met de ijsblokjes in zijn jenever. We zitten in zijn keurig opgeruimde
woon-werkkamer: tekentafel, bureau met huiscomputer, een kast met een rijk gesorteerde verzameling
boeken. Op tafel staan dozen met dia's en een schaalmodel van de Frascati-zaal. We luisteren naar Klas'
kollektie ijsgeluiden: van 'micro-opnamen', splijtende ijsblokjes, direkt uit de vrieskist, tot
moeizaam van de Zweedse radio verkregen opnamen uit de Poolzee, waar een barst in het ijs zich in een
oogwenk over kilometers afstand kan verplaatsen. Die basisgeluiden heeft hij in het Haagse
Conservatorium bewerkt met de computer en daaruit zijn de banden samengesteld die in de voorstelling
worden gedraaid.
* * *
Half april. In een Amersfoorts klooster passen we tijdens een repetitieweekeind de mannen- en
vrouwenpartijen van Isogloss in elkaar. De vurenhouten oefenplanken zijn vervangen door
solide exemplaren van eikenhout.
Het afluisteren van de gemaakte bandopname is een onthutsende ervaring. Wat een troep, het lijkt wel
een klompendans. Het is schijnbaar zo eenvoudig, maar toch blijkt het haast onmogelijk twaalf stel
planken op exakt hetzelfde moment tegen elkaar te slaan, Dat is des te erger, omdat er ook veel
net-niet-gelijke slagen zijn voorgeschreven, en dat verschil moet hoorbaar zijn.
Een gesprek met Klas. Het is warm en broeierig, de eerste hete dag van het jaar. 'Ik houd erg van
paradoxen,' zegt hij, 'en daarom vond ik ook dat de voorstelling in juni moest gaan, dan is de afstand
tot het echte ijs zo groot mogelijk, in de tijd en ook klimatologisch. Het stuk gaat dan wel over ijs,
maar het moet gloeien.'
- Je werkt eigenlijk altijd met gedachten over materiaal uit de natuur. Je vorige stukken gingen
over ijzer, over hout...
'Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste mijn Zweedse achtergrond; natuur is belangrijk. Ten tweede ben
ik, voor ik komponist werd, vooral visueel bezig geweest, ik heb geschilderd, getimmerd... Daardoor
ontwikkel je een gevoeligheid voor materialen. Daaraan zit natuurlijk een kompositietechnisch verhaal
vast: het typeren van een wolk geluiden of een massagebeurtenis aan de hand van een of andere
karakteristiek, zoals Xenakis dat bijvoorbeeld doet. Moet het korrelig zijn, of beweeglijk binnen
zichzelf? Voor dergelijke beschrijvingen heb je een metaforenapparaat nodig, vergelijkingen met
dingen die je kent. Zoals, inderdaad, een stuk hout: versplintering, dat is een prachtig muzikaal idee.
Verder hanteer ik bij het schrijven van een stuk altijd een soort natte-vinger-sociologische koncepten.
Het feit bijvoorbeeld dat muziek zo vaak gaat over konfliktsituaties. Wat gebeurt er als je twee
soorten muziek bij elkaar zet?
Zo begin ik altijd met komponeren, en terwijl je dat uit zit te werken, als verbaal protokol, gaan er
allerlei intuïtieve muzikale dingen door je hoofd spoken. Uiteindelijk wordt het een in elkaar
schuiven van de verschillende ingrediënten. Dat noem je geloof ik top-bottom-denken. Geen
celletjes, geen reeksen, maar steeds dieper, en natuurlijk op een gegeven moment heen en weer pendelen,
steeds met het oog op wat dat als totaal oplevert.
Het is niet zo dat ik maar wat bij elkaar heb gedaan, in de hoop dat het iets leuks zou worden. Er
zijn in deze voorstelling haast nooit meer dan drie ingrediënten tegelijk bezig. Die acht
video-monitoren en dat is eigenlijk wel beschamend worden bijvoorbeeld maar twee minuten
en twintig sekonden gebruikt. Maar ik vind ze echt onmisbaar.'
* * *
Barstend ijs, daar gaat het over, maar wat de mannelijke koorleden doen heeft op het eerste gezicht
meer te maken met karate. Zelf heb ik niet meer dan tien gewoon gezongen noten in mijn partij. De rest
is klappen, kreten, gesis, en hier en daar een solo in Japanse of Arabische fonemen, alles nauwkeurig
uitgeschreven. Ook doemen in de loop van het stuk korte flitsen op van een Balinese apendans, de
ketjak.
De vrouwen hebben wel veel orthodoxe noten te zingen en knap lastige ook. Aanvankelijk maar
één toon, van waaruit zwoele akkoordkomplexen worden opgebouwd, die in- en uitgeschakeld
worden door de klappen van de mannen. Er komt kritiek vanuit het koor: een stereotiepe, seksistische
rolverdeling? 'Het speelt vast mee', zegt Klas, 'ik kan niet zo diep in mijn onderbewuste kijken. Mijn
enige verweer is dat het in elk geval wel wordt doorbroken.'
Inderdaad komt in de loop van het stuk het gedrag van mannen en vrouwen meer bij elkaar in de buurt:
de mannen gaan zingen, de vrouwen ontwikkelen met behulp van de megafoons een flinke agressiviteit.
'Hebben jullie de drie muzieken gehoord?', vraagt Klas glunderend, als we voor de eerste keer met
redelijk sukses door deel vijf heen zijn gekomen. Drie muzieken? Hij legt uit dat het koor hier
eigenlijk gesplitst is in drie muzikale 'ijsschotsen'. De vrouwen zetten een ijl netwerk van vokale
lijnen neer, de linkerhelft van de mannen produceert een sissend en tikkend maracas-mechaniek, terwijl
de rechterhelft 'deurtjes-met-taal-erachter' open- en dichtslaat. En dan, na een soort kortsluiting,
komt er opeens van alles bij elkaar, en racen er pijlsnelle klankslierten door het koor heen:
tsjô-ko-tso-sjâ-tsjâ-tsâ-ta-ka-tse-te-sji-si! Een barst binnen
één sekonde samengesteld uit twaalf overlappende geluiden.
* * *
'Wat is een ijsbarst?' zegt Klas. 'Iets dat heel emotioneel, heel geladen kan zijn, dat is heel
belangrijk voor de voorstelling op zich. Dat heeft een aantal karakteristieken: ten eerste gaat het om
een plotselinge uitbarsting vanuit een vrij statische situatie. Een ander aspekt is de snelle
verplaatsing van het geluid in de ruimte. En het is ook een ingreep waardoor een situatie wordt
veranderd, bijvoorbeeld: door een scheur wordt een ijsvlakte in tweeën gedeeld. Een vertaling van
dat verschijnsel en daar kom je echt niet onderuit met zo'n plotselinge uitbarsting is
een fysieke aktie. Het feit dat het voor een koor is maakt verder weinig uit. Ik wilde graag dat de
stem er bij gebruikt zou worden, als artikulatie, een hulpmiddel om een goede fysieke aktie te krijgen.
Dan sluit je meteen een heleboel geluiden uit. Niemand zal op de gedachte komen om een reuze klap te
geven en dan "Pi!" te roepen. Dus je zit al gauw in de oer-geluiden.
Als het koor begint. heeft dat al een hele voorgeschiedenis van twintig minuten, toelopend naar dat
plotseling omklappen naar de fysieke kant. De voorstelling begint met nietigheid, alleen geruis, de
eerste drie minuten. Dan komt de eerste barst: de ingrediënten worden éé'n voor
één in hun meest primitieve vorm neergezet vrij naturalistisch, maar er worden
zo snel mogelijk abstrakties van gemaakt. Het moment waarop je het in je hoofd loskoppelt zal voor elke
toeschouwer wisselen. De één zal direkt al denken aan die ruimtelijke verplaatsing, de
ander zal na twintig minuten denken: "Ja, maar dit zou toch over ijs gaan, en nu hoor ik alleen dingen
die om mijn hoofd slingeren" en zal dan toch maar gaan zoeken naar een ander houvast.
In de loop van de voorstelling gaat het steeds meer over de afgeleide koncepten van zo'n ijsgebeurtenis.
Zoals de laserstralen die beschouw ik niet als materialisaties van de ijsgeluiden, maar als een
soort lichtafdrukken van ruimtelijke trajekten. Het geluid laat een lichtspoor achter, en dat is die
laserstraal. Een soort bevroren beweging."
- En waar gaat het uiteindelijk heen?
'Het gaat nergens naar toe. Als het aan de gang is stopt het op een gegeven moment. Niet omdat het
op een punt is aangeland waar het moet stoppen, maar omdat ik het afhak. Het dragende idee is de
verstoring van de realistische illusie. Je hoort bijvoorbeeld een band met ijsgeluiden. Als je er
eenmaal aan gewend bent dat ze lelijk zijn en agressief (prachtig vind ikzelf), heb je dus die wereld
geaccepteerd. Als je dan zo'n band doorknipt is dat de meest grove, brute manier om die wereld te
verstoren. Het kan natuurlijk ook subtieler. Zo worden er steeds nieuwe drempels opgeworpen met
een kans van slagen. want die moet de toeschouwer altijd hebben , en de snelhe~id waarmee dat
gebeurt wordt steeds hoger.
Er bestaat in het stuk een algehele tendens om van veraf dichtbij te komen. Het beeld kruipt
dichterbij, van ijsvlakte naar ijsschotsen, en het eindigt bij ijskristallen. Dan zit je zo dichtbij
met je oog dat je een grafische tekening overhoudt: ijs als abstraktie van zichzelf. Er worden ook
dia's vertoond die zo uitvergroot zijn dat het beeld niet meer scherp te krijgen is, en de korrel zo
groot, dat je eigenlijk niet meer een afbeelding van ijs ziet, maar de dieptestruktuur van het
materiaal waarmee die gemaakt is. En dat is de afgeleide waar de hele voorstelling over gaat.'
- Maar zo'n tropisch gebeuren als die ketjak heeft toch niets met ijs te maken.
'Dat is weer anders. Die ketjak is even een oppervlakte-element uit een taaluiting, een kulturele
inkleuring, zoals een dominant-septiemakkoord of een bluesschema een historisch-muzikale kleur heeft.
Dat is een soort extra waarde. Het is niet die taal, maar de smaak van die taal, net als bij het ijs.
De ketjak is nogal opgewonden, en het stuk gaat natuurlijk voor een groot deel over opgewondenheid,
over opgewonden raken.'
* * *
De geluidstechniek komt erbij. Een andere repetitieruimte, gezeul met mikrofoonstatieven en
speakers. Klas deelt vellen met wijzigingen uit. Het koorstuk wordt in mootjes over de voorstelling
verspreid, dus iedereen moet rustmaten bijschrijven. Alleen al het instuderen van die ogenblikken
stilte kost veel tijd, want er is altijd wel iemand die per ongeluk ijverig doorgaat volgens de oude
routine.
'Zachter.met die planken, doe er nog maar een vinger tussen', vermaant Klas. Gegniffel. Op mijn duim
zit al weken een zwart-paarse vlek. Een ongelukje.
© Frits van der Waa 2007