Verschenen in De Groene Amsterdammer van 6 maart 2009
Cavalli's gelaagdheid en empathie
Steeds maar weer wordt Francesco Cavalli (1602-1676) herontdekt als de belangrijkste
17e-eeuwse operacomponist naast Monteverdi. Wordt het niet tijd dat zijn 27 opera's eens
worden opgenomen in het vaste operarepertoire? Of is er iets dat hem de mindere maakt van
zijn waarschijnlijke leermeester Monteverdi?
Aan René Jacobs, de Belgische dirigent van oude muziek en ontdekker en reconstructeur
van vergeten meesterwerken, zal het niet liggen. Bij vroege opera's als Cavalli's
La Calisto uit 1651 is de wijze van uitvoering van enorm belang, omdat de muziek in
de overgebleven manuscripten veel minder uitgewerkt is genoteerd dan later Mozart of Wagner
dat deden. Jacobs heeft voor deze voorstelling van de Nationale Opera De Munt in Brussel,
die al dateert uit 1995 maar in februari terecht werd hernomen, Cavalli's noten ingekleurd
met kwelende blokfluitjes, melodieus golvende cornetti, rinkelende tamboerijnen en strelende
klanken van orgel en klavecimbel. Vogelfluitjes, donderplaat en windmachine zijn inventieve
extraatjes, net als de toonladders die naar beneden roetsjen als een van de personages
zijn trapleertje neerlaat.
De Brusselse Calisto is een feestelijke onderneming die de opera in alle opzichten volop
recht doet. Het is een tegelijk sprookjesachtige en psychologische weergave van het
mythische verhaal uit De Metamorfosen van Ovidius waarbij oppergod Jupiter zich
voordoet als zijn dochter Diana om de kuise nimf Calisto te kunnen verleiden, waarna
echtgenote Juno haar rivale in een beer verandert en Jupiter het jonge meisje tenslotte
als sterrenbeeld de Grote Beer aan de hemel zet. De in 2002 gestorven regisseur Herbert
Wernicke leende van de Villa Farnese bij Rome de fraaie plafondschilderingen om een
vierkante doos vol uitklapluiken mee te stofferen. De mannen zijn enigszins overdreven
koddig als commedia dell'arte-figuren uitgedost, de vrouwen zijn herkenbare mensen in hun
naïviteit, verliefdheid, teleurstelling, jaloezie en berusting.
Toch worden de scenische en muzikale vormgeving, hoe belangrijk ook, gedragen door die
ogenschijnlijk kale muzieknootjes van Cavalli: een bijna naadloze afwisseling van
recitatieven, ariaatjes en instrumentale ritornellen die deze opera zo'n vloeiende
dramaturgie geven en door de karaktertekening die in de melodieën besloten ligt.
Sopraan Sophie Karthäuser bijvoorbeeld is met haar fris, ongerept stemgeluid een
aandoenlijke Calisto, maar de ziel van haar personage ligt besloten in haar nu eens
blijmoedige, dan weer weeklagende vocale lijnen. Zo is het ook met de overige figuren:
Jupiter (Johannes Weisser) is geestig wanneer hij, vermomd als Diana, met een hoog stemmetje
zingt, maar ook op gewone baritonhoogte wisselen het plechtstatige en het potsierlijke
elkaar voortdurend af. Telkens weer, tot in de bijrollen toe, valt de zeldzame empathie
op waarmee Cavalli zijn personages in muziek schildert.
De verschillende uitvoeringen van de laatste tijd maken duidelijk dat al Cavalli's opera's
een Shakespeariaanse mengeling bieden van klucht en poëzie, van sprookje en realisme,
van mythe en politiek, van drama en komedie. In die grote vrijmoedigheid spreken ze ons
nu aan en kunnen ze blijven schitteren, zolang er interpretatoren zijn als René
Jacobs en zijn overvloed aan prachtige jonge zangers. Jacobs heeft beloofd meer
Cavalli-opera's te brengen. Hopelijk besluiten ze in Brussel ook Cavalli's perverse
meesterwerk Eliogabalo nog eens te laten herleven.
MAX ARIAN
FRITS VAN DER WAA
www.demunt.be
De oorspronkelijke uitvoering uit 1995 van La Calisto is nu verkrijgbaar op
CD en DVD: www.harmoniamundi.com
© Frits van der Waa/Max Arian 2009