Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in VPRO-gids, nr. 19, 11-17 mei 2002

Doe-het-zelver Harry Partch

Aan ambitie heeft het componist Harry Partch nooit ontbroken. de Amerikaan streefde naar zuivere toonaarden; om dat doel te bereiken bouwde hij zelfs eigenhandig instrumenten. Woensdag in Het Avondconcert op Radio 4 het Partch-programma dat onlangs door Nederland toerde.

'De toetsen van de piano zijn de twaalf zwart-en-witte tralies waarachter de muzikale vrijheid gevangen zit,' zei componist Harry Partch ooit, en hij had gelijk. Alle piano's zijn vals. Dat is een natuurkundig gegeven. Als je twaalf kwinten op elkaar stapelt zou dat gelijk moeten zijn aan zeven octaven, maar dat kan niet, want de frequenties van een zuivere kwint verhouden zich als 2:3, en die van een octaaf als 1:2. Die som krijg je nooit kloppend.

In de zestiende en zeventiende eeuw kozen de musici voor zuiverheid. Ze hielden wel een los eindje over: toonaarden met veel zwarte toetsen, zoals Fis groot, waren onuitsprekelijk vals. Daar kwam een eind aan met de invoering van de nog altijd gebruikelijke gelijkzwevende stemming, waarin de valsigheid keurig is uitgesmeerd over alle intervallen. Maar het blijft een compromis. Luister je naar een goed strijkkwartet of naar een koor dat niet te veel met een piano heeft geoefend, dan hoor je dat de musici wel degelijk zuivere drieklanken neerzetten. Want zangers en strijkers buigen die tralies immers probleemloos opzij.

Maar Harry Partch (1901-1974) had veel meer noten op zijn zang. Hij wilde niet alleen reine tertsen en kwinten, maar ook zuivere septiemen en nog veel meer. Daarom begon hij te experimenteren met andere, meer verfijnde toonschalen, en kwam ten slotte uit op een systeem met 43 tonen per octaaf. Dat was geen willekeur, want het valt uit te rekenen dat zo'n onderverdeling veel reine of bijna reine samenklanken oplevert.

Partch ontwikkelde deze gedachten al kort na zijn twintigste, maar slaagde er pas vele jaren later in om zijn idealen te verwezenlijken. Gewone instrumenten zijn immers allemaal ingericht op die benepen twaalf tonen. Partch, die een uitgesproken knutsel-aanleg had, besloot dus zijn eigen instrumenten te gaan bouwen. Zijn eerste vondst was een 'adapted viola', een altviool met een verlengde hals waarin kleine spijkertjes waren geslagen om aan te geven waar je je vingers moest zetten, maar later breidde hij zijn instrumentarium uit met veel eigenaardiger apparaten, zoals de Cloud-Chamber Bowls, een stel glazen klokken, en de Quadrangularis Reversum, een soort marimba.

Je zou zeggen dat muziek waarin bijna viermaal zo veel tonen als normaal voorkomen het oor flink op de proef moet stellen, maar dat is bij Partch absoluut niet het geval. De microtonale stemming was voor hem geen doel op zichzelf, maar een middel om zijn muzikale ideeën gestalte te geven. Hij ging er ook niet dogmatisch mee om: zo gebruikte hij dikwijls glissandi, waarbij er dus helemaal geen afzonderlijke toonstappen meer zijn.

Zeker, zijn stukken klinken exotisch. Maar ze zijn heel wat toegankelijker dan veel moderne muziek. Partch zocht naar een verbinding met de tijd van de oude Grieken, waarin muziek nog sterk verbonden was met taal en met theater. Niet voor niets gaan veel van zijn stukken over mythische onderwerpen.

Dat Partch moeite had om zijn theorieën in praktijk te brengen lag niet alleen aan zijn buitenissige opvattingen, maar ook aan zijn eigen karakter. Hij was een man die het zichzelf en zijn omgeving flink lastig kon maken, en meermalen al zijn schepen achter zich verbrandde. Tussen 1936 en 1943 leidde hij zelfs een zwervend bestaan als 'hobo', en ook na 1945, toen hij enige naam begon te maken als componist, bleef hij zelden lang op één plaats. Maar dat had weer te maken met de huisvestingsproblematiek die zijn voortdurend aangroeiende verzameling instrumenten veroorzaakte.

De faam die Partch nu geniet berust voor een groot deel op de cd's die er van zijn werk zijn uitgebracht. Zijn instrumenten zijn bewaard gebleven, maar de meeste ervan zijn nog altijd unica.

Het Harry Partch-programma (dat op 7 april werd uitgevoerd in Den Bosch en woensdag wordt uitgezonden op Radio 4) was dan ook een primeur voor Nederland. Tijdens dit concert werden replica's van de 'adapted viola', de 'adapted guitar' en de 'diamond marimba' bespeeld. Het programma bevat hoofdzakelijk vroeg werk van Partch, waarin teksten een letterlijk toonaangevende rol spelen. De wonderlijke klanken hebben een bluesy sound, met ondertonen die doen denken aan die andere Amerikaanse originele geest, Charles Ives, maar ook aan een latere excentriekeling, Captain Beefheart. Het allermerkwaardigst is Bitter Music, een stuk dat Partch baseerde op dagboekaantekeningen uit zijn zwerversjaren. Het is een afwisseling tussen gesproken woord en vreemde spreekzang-fragmenten, ondersteund door – toch weer – een gewone piano. Misschien is het dat wel de reden dat Partch omstreeks 1950 de oorspronkelijke partituur verbrand heeft. Gelukkig had een van zijn kennissen het stuk intussen op microfilm gezet, zodat dit curieuze autobiografische document bewaard is gebleven.


© Frits van der Waa 2008