Verschenen in OORsprong jg. 4, no.
2, mei 2003
Van eiersnijder tot plank
Het muziekprogramma van het komende Holland Festival is grotendeels gewijd aan de elektrische
gitaar, een instrument dat zelfs in de hedendaagse gecomponeerde muziek nog altijd een
buitenbeentje is. Drie van de deelnemende gitaristen doen een boekje open over hun instrument,
'de gulden middenweg tussen een blaasinstrument en een toetsinstrument'.
'Als ik één ideaal heb met de elektrische gitaar,' zegt Wiek Hijmans, 'is het dat
het kreng wordt losgekoppeld van het heldendom. Dat er een cultuur ontstaat waarin je niet alleen
Paganini's hebt, maar waarin ook gewoon goeie componisten zich met dat instrument gaan bemoeien.'
Dat de elektrische gitaar een belangrijk instrument is hoef je sinds de jaren zestig niemand
meer te vertellen. De jazz, waaraan ze haar ontstaan te danken heeft, kun je je nog voorstellen
zonder elektrische gitaar, maar uit de popmuziek is het instrument met geen mogelijkheid weg te denken.
In de klassieke hedendaagse muziek ligt dat totaal anders. Stukken waarin het instrument de hoofdrol
speelt zijn nog altijd geen gemeengoed.
De komende aflevering van het Holland Festival, dat sinds het aantreden van directeur Ivo Van
Hove graag en veel aan culturele kruisbestuiving doet, gaat daar wellicht verandering in brengen.
Om te beginnen zijn er acht compositie-opdrachten verstrekt aan componisten en gitaristen van
diverse pluimage. Tijdens de zes programma's die in de loop van juni worden uitgevoerd komen een
paar (voor insiders althans) grote sterren zoals Fred Frith en Gary Lucas opdraven. Hoogtepunt
van het project is De Avond van de Elektrische Gitaar, op 9 juni in het Concertgebouw, waar
tientallen gitaristen uit de meest uiteenlopende tradities zullen laten horen wat snaren en snoeren
vermogen. Een van hen is de in 1967 geboren Wiek Hijmans.
Zijn passie voor de elektrische gitaar gaat terug tot op zijn tiende jaar, waarin hij de muziek van
de Beatles ontdekte. 'George Harrison wordt in het algemeen niet tot de groten gerekend, zoals Eric
Clapton of Jimi Hendrix,' zegt hij terugblikkend, 'maar dat is tamelijk onterecht. Hij heeft
inderdaad niet die heldenkwaliteit, met snelle loopjes enzovoort. Maar zijn spel raakt wel aan de
essentie van het instrument, en dat is de coloristische kwaliteit. Het is een buitengewoon kleurrijk
instrument. Dat hebben de Beatles heel goed begrepen. Die mannen zijn bijna niet op een slecht
elektrisch gitaargeluid te betrappen, terwijl ze toch heel veel verschillende klanken gebruiken.'
Hijmans' interesse in de combinatie van klankkleur en harmonie maakt de elektrische gitaar voor
hem tot het ideale instrument. 'Het is de gulden middenweg tussen een blaasinstrument en een
toetsinstrument. Je kunt er akkoorden op spelen, en tegelijkertijd per toon kleur en vibrato toevoegen.
Dat kan op een piano niet.'
Anders dan Hijmans, die ervoor doorgeleerd heeft aan het Amsterdamse conservatorium, is componist
Huib Emmer grotendeels autodidact op de elektrische gitaar - wat gezien zijn geboortejaar, 1951, niet
zo vreemd is. 'Ik speel het liefst slaggitaar, dus met de functie van begeleider,' zegt hij. 'Door het
componeren is het een poosje wat op de achtergrond geraakt, maar in 1988 heb ik het weer opgepakt,
toen ik bij het ensemble LOOS ging spelen. Daar speel ik ook weer slaggitaar. Ja, ik heb af en toe
wel een soort solo's, maar die zijn weer een combinatie van ritmische impulsen en geluiden-maken.'
Emmer heeft in opdracht van het Holland Festival een werk geschreven voor het Radio Kamer Orkest en
LOOS, met een solopartij voor Patricio Wang, de gitarist van het ensemble. 'Het heet LOOPSTATE,'
vertelt hij, 'dat verwijst naar de verschillende soorten van herhaling die erin zitten. Het is een
stuk met gitaar in de hoofdrol, maar volgens mij wordt het niet een typisch gitaarconcert, al zijn
er wel plekken waar de gitaar heel erg tekeergaat. Maar het is geen bravoure-toestand - ook dan worden
er gewoon ritmes gespeeld, met wah-wah-pedaal.' Zelf doet Emmer ook mee in zijn stuk, niet als
gitarist, maar als bediener van de live-elektronica, die een extra laag aan het stuk toevoegt.
Bovendien worden hieraan op een groot scherm videobeelden van Remco Schuurbiers toegevoegd. 'Nee,
improvisatie zit er niet in,' verklaart Emmer desgevraagd. 'Ik vind het leuker om alles op te schrijven.
'Ik ben toch wel honderd procent componist.'
Voor Corrie van Binsbergen ligt dat net even anders. In het werk dat ze voor het Radio Symfonie
Orkest schrijft en waarin ze zelf de solopartij vertolkt, heeft ze zich wel degelijk een geïmproviseerde
solo toegedacht. Maar ook dit stuk, dat als werktitel Movements heeft, wordt geen gitaarconcert
in de klassieke zin: 'Het gaat bestaan uit zeven delen, en de elektrische gitaar treedt af en toe op
als solo-instrument, maar dikwijls ook als een kleuring. Ik heb overigens nog nooit voor een groot
orkest geschreven,' zegt ze, 'maar de decibellen die ik zo nu en dan graag genereer zijn passen vast
veel beter bij zo'n uitgebreide kopersectie dan bij een kamerensemble. Ik zie er erg naar uit.'
Wat leeftijd betreft zit Van Binsbergen precies tussen Hijmans en Emmer in. Op haar zevende kreeg
ze haar eerste gitaar, 'zo'n eiersnijder', al snel gevolgd door een fatsoenlijke Spaanse gitaar met
nylon snaren. Pas een paar jaar voor ze haar studie klassieke gitaar voltooide kreeg ze voor het eerst
een elektrisch instrument in handen - min of meer noodgedwongen: 'Ik speelde in een bandje, maar ik was
gewoon niet te horen. Versterking gaf altijd problemen met rondzingen en zo. Toen mocht ik een
elektrische gitaar lenen van een van de bandleden, en zo is het begonnen. In eerste instantie vond ik
het heel lastig, ik moest er zo aan wennen dat het geluid ergens anders vandaan kwam. Wat de
linkerhandtechniek betreft voelde het als het een voordeel, het ging zo licht na die zware
barréegrepen. Het spelen met plectrum was wel ploeteren in het begin. Ik miste de mogelijkheid
om akkoorden te spelen en voelde me ontzettend beperkt. Uiteindelijk doe ik het op mijn eigen manier,
met kunstnagels. Zo heb ik het geluid dat ik wil en komt mijn klassieke techniek toch weer van pas.'
Volgens Hijmans, de expert bij uitstek, zijn de akoestische en de elektrische gitaar wezenlijk
verschillende instrumenten. 'Om te beginnen,' licht hij toe, 'worden door de versterking alle aspecten
enorm uitvergroot. Je zit als het ware twee centimeter met je oor van de snaren vandaan. Dat kan
in principe ook met een klassiek instrument, maar de elektrische gitaar is erop gemaakt. De
meeste hebben twee elementen waarmee het geluid wordt opgepikt, één bij de brug, en
één onderaan de hals. Vergelijk het maar met het verschil tussen sul ponticello- en
sul tasto-spelen uit het klassieke instrumentarium. De ene pick-up licht het scherpe, boventoonrijke
ponticello-geluid uit, de andere levert het warme, ronde, warme tasto-geluid. En die twee
kun je combineren en mengen - tel uit je winst.'
Maar er is meer. Dankzij de slechte versterkers uit vroeger jaren ontdekten popmusici de interessante,
dikwijls ruige effecten die teweeg werden gebracht door feedback en oversturing. In de loop der
jaren is er een complete industrie aan effect-apparatuur opgekomen: van galmkastjes tot harmonizers
en filters als het bekende wah-wah-pedaal. Hijmans: 'Ik heb nu onder mijn voeten zo'n twintig tot
dertig verschillende knoppen en pedalen zitten, waarmee ik met één druk op de knop mijn
complete set-up kan veranderen.'
De uniformering van het klassieke instrumentarium is ver te zoeken in de wereld van de elektrische
gitaar. Je hebt ze in alle soorten en maten. 'Ik speel zelf al heel lang op een Steinberger,' zegt Van
Binsbergen. 'Dat is een heel bizarre gitaar, echt een plank. Steinberger was van huis uit geen muzikant,
maar een meubelontwerper. Hij heeft alles wat hij overbodig vond ervanaf gehaald. Er is geen klankkast,
en de romp is niet van hout gemaakt, maar van grafiet. Maar het geweldige van het instrument is de
tremolo-arm, waarmee je de toon kunt ombuigen. Die hebben andere gitaren ook wel, maar die ontstemmen
heel snel. Dit ding is waanzinnig, ik gebruik het effect heel veel, maar nooit een centje pijn.'
'Een elektrische gitaar van 20 duizend euro is geen haar beter dan één van 2000,' stelt
Hijmans. 'Het prijsverschil zit hem meestal in het soort hout, maar dat maakt, anders dan bij akoestische
instrumenten, niet veel uit. Je moet wel hout hebben, en liefst ook een body met wat lucht, maar
het gaat om de balans van het ontwerp. Mijn Gretch klinkt beter dan de duurste Gibsons, en die is van triplex.'
© Frits van der Waa 2006