Verschenen in OORsprong, jg. 4, nr. 4, november 2003
De Canon
Jan Boerman: Kompositie 1972
Elektronische muziek wordt gemaakt met apparaten vol knopjes en kabeltjes. Zoiets kan nooit ontroering
teweegbrengen, zou je zeggen. Mis, helemaal mis. Ontwerper Floris Guntenaar had dat drommels goed in de
gaten, toen hij ruim vijfentwintig jaar terug de eerste lp met elektronische werken van Jan Boerman
vormgaf, en daarvoor een romantisch zeegezicht van de Duitse schilder Caspar David Friedrich koos.
Boerman, de grootmeester van de Nederlandse elektronische muziek, is onlangs tachtig geworden, en
werd bij die gelegenheid gehuldigd met een concert waarop zijn Kompositie 1972 een prominente
plaats innam precies datzelfde stuk waarmee die oude lp opende en dat voor velen de eerste
kennismaking met zijn werk moet hebben betekend. Wat een openbaring was dat die baaierd van ongehoord
verleidelijke klanken vol innerlijke beweging, waarmee Boerman in dertien minuten tijd een symfonisch
vergezicht neerzette dat de taferelen van Caspar David Friedrich in weidsheid naar de kroon stak.
Een van de frappantste trekjes van Kompositie 1972 is dat Boerman de kwint een elementair
interval dat in de moderne muziek van dat moment vrijwel taboe was weer in volle glorie laat
schitteren. Niet alleen bergen alle gebruikte klanken zelfs de meest vervormde, ruis-achtige
geluiden een kwint in zich, maar ook de vele canonische lagen waaruit het stuk is opgebouwd
klanken zijn gebaseerd op kwintstapelingen het bekende geluid van strijkers die losse
snaren aanstrijken, maar dan verplaatst naar alle twaalf toonhoogten in het octaaf.
Vanaf het eerste begin, een woeste, verbrokkelde expositie van uit elkaar vliegende klanken,
tot aan de ondubbelzinnig tonale finale, waarin mokerende klanken elkaar opvolgen als golven in
de branding, bewandelt Kompositie 1972 op een schitterende manier de scheidslijn tussen een
seriële organisatie en een middelpuntvliedende klankgeving. En aldoor is er de oerkracht
van het kwint-interval.
Het is wonderlijk dat zulke sensuele, kennelijk door de componist innerlijk 'gevoelde' of
'gehoorde' muziek berust op een streng netwerk van tijdsverhoudingen. Een van Boermans meest
lucide inzichten is namelijk dat elektronische muziek zich niet hoeft, ja zelfs niet hoort te
houden aan de vaste puls, de in maten getelde tijd die alle door levende musici uitgevoerde muziek
regeert. In plaats daarvan baseerde hij zijn tijdsverhoudingen op de Gulden Snede. Dat is een
klassieke proportie die al bewust gebruikt werd door schilders uit de Renaissance en uitgedrukt
kan worden met de formule a:b = b:(a+b). In vrijwel al Boermans composities speelt die verhouding
een belangrijke rol, zowel op het niveau van de grote vorm als van de minuscule details.
Omdat de Gulden Snede een irrationeel getal is hanteerde Boerman Fibonacci-reeksen waarin elke
term de som is van de twee voorgaande (bijvoorbeeld: 0-1-1-2-3-5-8-13-21-44). Hoe verder in de
reeks, hoe dichter twee opeenvolgende getallen de Gulden Snede benaderen.
In 1998 bracht Donemus het complete elektronische werk van Boerman uit op een set van vijf cd's.
Daarop is te horen dat Kompositie 1972 niet zonder slag of stoot is ontstaan. Van 1967 tot
1970 werkte hij aan een stuk dat gebaseerd was op hetzelfde materiaal, maar dermate rigoureus
georganiseerd was dat het uiteindelijk 'vastliep'. Uit de reeds voltooide fragmenten bouwde hij
Negen Varianten, waarvan er twee op de cd te horen zijn. Het is boeiend om deze muziek
te vergelijken met die van Kompositie 1972, want ze verhouden zich tot elkaar als schetsbladen
tot een groot schilderij. Voor Boerman was het blijkbaar nodig zich door een woud van regels en
getallen heen te werken om uiteindelijk te bemerken dat hij meer moest afgaan op zijn eigen
intuïtie. Daarin schuilt de kracht van Kompositie 1972 (en wat dat aangaat van alle
grote muziek), in de perfecte fusie van gevoel en verstand.
© Frits van der Waa 2008