Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Geschreven op verzoek van de NPS, maart 2004. Niet gepubliceerd

Enige gedachten over de bezuinigingen bij het MCO

Laat ik vooropstellen dat ik geen beleidsmaker, geen politicus en geen manager ben. Van dat soort zaken heb ik weinig verstand. Wel van muziek: sinds 1984 schrijf ik recensies in de Volkskrant, en mag me dan ook wel omschrijven als beroepsluisteraar.

Verder moet me van het hart – al is het me niet gevraagd – dat iedere substantiële bezuiniging op de muziekgezelschappen van het MCO een dramatische verarming van het Nederlandse muziekleven tot gevolg zal hebben. Ik heb de jaarprogramma's nog eens doorgenomen, en kom dan tot de conclusie dat elk van de vijf gezelschappen op de bres staat voor bijzonder en minder gangbaar repertoire, zowel waar het gaat om eigentijdse muziek als om de muziek uit de afgelopen tweehonderdvijftig jaar.

Bovendien kenmerken al deze gezelschappen zich door een kwaliteitsniveau dat hoger ligt dan dat van menig ander orkest in den lande, en is het publieksbereik hoger dan dat van alle andere orkesten, zelfs dat van het Koninklijk Concertgebouworkest, omdat immers alle optredens tevens via de radio te horen zijn.

De artistieke kaalslag die deze bezuinigingen tot gevolg zullen hebben zal dan ook vele malen groter zijn dan bij de diverse opheffingen of fusies van orkesten in het verleden het geval is geweest. Dit soort beleid is, met andere woorden, ongelooflijk dom en kortzichtig.

Maar de vraag was – gegeven het feit dat er bezuinigd moet worden – een soort van afweging te maken tussen het Radio Symfonie Orkest en het Radio Kamerorkest.

Laat ik beginnen met het nu zo zwaar bedreigde kamerorkest. Er zijn in Nederland nog twee vergelijkbare gezelschappen, namelijk het Nederlands Kamerorkest en Amsterdam Sinfonietta. Waar het gaat om het niveau van uitvoeren ontlopen deze orkesten elkaar niet veel, maar het RKO onderscheidt zich, zoals ik al aangaf, door een veel avontuurlijker en origineler programmering, waarbij de nadruk ligt op de muziek uit de (pre)klassieke periode én op eigentijds repertoire in ruime zin.

Op grond van die merites beschouw ik het als het beste kamerorkest van Nederland. Het RKO heeft met Frans Brüggen en Peter Eötvös ook veruit de beste dirigenten. Belachelijk om juist dit orkest op te heffen.

Maar voor het Radio Symfonie Orkest gelden soortgelijke argumenten. Het orkest is om te beginnen beter dan zijn imago. Doordat Edo de Waart in de afgelopen tien jaar het Radio Filharmonisch Orkest heeft opgewerkt tot het paradepaardje onder de omroeporkesten, dat daarmee ook telkens werd ingezet voor de meest grootschalige en bijzondere producties, werd het RSO enigermate gedegradeerd tot een soort van 'krullenjongen', die alle andere klusjes mocht opknappen. Daarbij moet het orkest het op dit moment zonder chef stellen, door de ziekte van Hans Vonk.

Ik heb beide orkesten vele malen horen spelen, en vind dat het niveau van het RSO dat van het RFO niettemin nauwelijks ontloopt. Het hoort nog steeds tot de beste orkesten van Nederland – na het Concertgebouworkest, het Rotterdams Philharmonisch, en inderdaad toch het NFO. Het RSO kan zich zeker meten met het Residentieorkest of Holland Symfonia – maar ook hier geldt andermaal dat de programmering van het RSO aanmerkelijk bijzonderder is dan die van de genoemde orkesten (zij het minder spraakmakend en coherent dan die van het NFO – maar dat was de vraag niet). Het terrein is bovendien breder dan dat van het RKO, aangezien het RSO niet alleen veel negentiende-eeuws repertoire brengt, waaronder concertante opera's, maar ook twintigste-eeuwse en nieuwe muziek. Ja, het is waar dat het RSO in zekere zin een 'schaduw-orkest' is van het RFO – maar opheffing zou toch leiden tot een halvering van het 'eigen' aanbod aan symfonische muziek bij de Nederlandse omroep.

Zowel het Radio Kamer- als het Radio Symfonie Orkest is daarmee van grote betekenis voor het ontsluiten van nieuw repertoire en van minder bekende muziek uit het verleden – veel meer dan sommige landelijke orkesten. Opheffing van één van beide zou een aanzienlijke aderlating betekenen voor zowel de Zaterdagmatinee in het Concertgebouw, als voor het Utrechtse Muziekcentrum, waar de diverse omroepen verschillende series organiseren. Maar het zou bovenal een aanmerkelijke verschraling opleveren voor het aanbod van klassieke muziek op de radio.

Het liefst zou ik dus kool en geit sparen – of liever een regionaal orkest opheffen, want die hebben bij lange na niet het bereik, noch de artistieke statuur van de omroeporkesten. Maar als het niet anders kan lijkt de nu voorgestelde samenvoeging van het RSO en het RKO (naar het model van het NedPhO en het NKO) me – met enig tandenknarsen – niet onaanvaardbaar. Daar vallen wel wat kanttekeningen bij te plaatsen: in artistiek opzicht betekent dat op zijn minst een 'verwatering' van de unieke kwaliteiten van het Kamerorkest – en voorts wordt daarmee de nagestreefde bezuiniging waarschijnlijk niet gehaald, want daarvoor moest eerst het hele RSO verdwijnen. Dus moeten er elders nog wat banen verdwijnen. Bij het Groot Omroepkoor? Zou kunnen – maar een inkrimping van meer dan 10 à 15 % is zeker niet acceptabel. Het moet wel een Groot Omroepkoor blijven.

Misschien is het per saldo beter om eindelijk eens al die verschillende omroepen op te heffen – want de feitelijke oorzaak van de malaise in Hilversum is natuurlijk dat onzalige omroepbestel, dat de zendgemachtigden tot concurrenten maakt en zo iedere werkelijke samenwerking in de weg staat.

Een ander goed idee zou zijn om voor de verandering een bewindspersoon aan te stellen die werkelijk verstand van zaken heeft, in plaats van een op scoren beluste omploeger of het huidige Medy-schaap dat in een interview moest bekennen nog nooit een voorstelling in het Holland Festival te hebben bezocht. Maar dit terzijde.


© Frits van der Waa 2008