Niet gepubliceerde cd-toelichting voor Cappella Amsterdam, januari 2010
Bachs Hohe Messe
'Het mysterie over de Hohe Messe is ontrafeld,' kopte de Volkskrant in juli 2008. En dat was niet de enige krant die het bericht bracht dat Bachs Hohe Messe op 22 november 1749 in de St. Stephansdom te Wenen voor het eerst uitgevoerd zou zijn. Bach zou het stuk geschreven hebben in opdracht van Johann Adam von Questenberg. Deze Oostenrijkse graaf was lid van een besloten genootschap dat elk jaar op de feestdag van Sint-Cecilia een plechtige misviering organiseerde in die kerk.
Helaas bleek het met stelligheid geponeerde nieuws niet meer te zijn dan een proefballonnetje van de Duitse musicoloog Michael Maul. Hoe plausibel Mauls hypothese ook klinkt, behalve voor de connectie van Bach met Questenberg is er nog geen enkel ondersteunend bewijs. Voorlopig blijft dat aspect van de ontstaansgeschiedenis van de Hohe Messe dus in nevelen en onbevestigde theorieën gehuld.
Het verhaal illustreert wel hoe groot de fascinatie is die meer dan 250 jaar na Bachs dood nog altijd uitgaat van zijn monumentale miscompositie. En inderdaad bevat alleen de partituur al meer puzzels en sporen dan een gemiddeld detectiveverhaal. Wanneer is de muziek geschreven? Voor welke gelegenheid? Waarom schreef Bach als protestants componist nu juist zo'n grootschalig werk met een katholieke tint? En hoe moeten we het werk eigenlijk noemen?
Bach heeft zijn mis namelijk geen naam gegeven. De titel Hohe Messe stamt in elk geval niet van hem; die is er een kleine eeuw na dato bij verzonnen door de herontdekkers van zijn muziek. Een andere benaming is Mis in b, een omschrijving die ook niet echt klopt, want het eerste Kyrie staat weliswaar in b kleine terts, maar in het vervolg van de mis overheerst de paralleltoonsoort D grote terts, waarmee ze ten slotte ook besluit. Bachs nazaten duidden het werk aan als de 'Grote Katholieke Mis', en dat is precies wat het is. Maar intussen is de titel Hohe Messe zo ingeburgerd, dat we hem ook hier maar gewoon blijven gebruiken.
Het staat inmiddels vast dat de Hohe Messe het laatste grote werk is dat Bach heeft gecomponeerd, en dat moet inderdaad in de jaren 1748/49 geweest zijn. Maar de ontstaansgeschiedenis gaat 25 jaar terug, of zelfs nog wel verder, omdat Bach een aanzienlijk deel van de Mis samenstelde uit ouder werk. 'Parodiëren' heet dat, en het had niks met spot te maken, maar was juist een respectabele praktijk. In die tijd keek niemand op van dat soort recycling. Als je bovendien bedenkt dat Bach honderden cantates in de kast had liggen, die dikwijls maar één keer waren uitgevoerd, is het ook niet meer dan logisch dat hij daar gebruik van maakte en er het beste uit koos.
Want Bach plakte niet zomaar wat aan elkaar om snel klaar te zijn. Integendeel: het was hem er duidelijk om begonnen een 'grote mis' te componeren, waarin alle facetten van zijn kunst aanwezig zouden zijn. Wat dat betreft is de Hohe Messe een logisch vervolg van een reeks werken waarin Bach telkens systematisch stijlen en technieken exploreerde. Dat begon al met Das Wohltemperirte Klavier en vond na 1740 zijn hoogtepunt in werken als de Goldbergvariaties en Die Kunst der Fuge.
Zo reikt het vocabulaire van de Hohe Messe van verknoopte, strenge meerstemmigheid in een stijl die refereert aan die van de renaissance (bijvoorbeeld het Credo en het Dona nobis pacem), via de weelderige, in alle opzichten uitbundige loftuitingen van het Gloria en Osanna, tot het ingetogen, expressieve Benedictus, een empfindsam stijlbloempje, waarmee hij anno 1749 helemaal bij de tijd was.
Het voert hier te ver om de afstamming en herkomst van alle 27 onderdelen uitvoerig uit de doeken te doen. Vooral de negen secties van het tweede deel, het Symbolum Nicenum (dat zo heet omdat de tekst een iets afwijkende variant is van de gebruikelijke Credo-tekst) zijn een lappendeken van nieuw gecomponeerde en al bestaande stukken. Maar Bach bewerkte dat oudere materiaal intensief: hij paste ritmes en melodieën aan de nieuwe teksten aan, transponeerde de muziek, zodat de aansluitingen klopten, liet zo nodig onderdelen weg en schreef er elders nieuwe partijen bij, met als resultaat een uitgebalanceerde symmetrische vorm. Ook het vierde deel, dat begint met het Osanna en besluit met het Agnus dei/Dona nobis pacem is op die manier tot stand gekomen. Voor Kyrie, Gloria en Sanctus kon Bach terugvallen op eerder gecomponeerde misdelen, zoals de opulente 'korte' mis die hij in 1733 in de hoop op een nieuwe betrekking had opgedragen aan de nieuwe keurvorst van Sachsen, August II.
Met de in wezen nogal abstracte materie van de katholieke misteksten had Bach niet zo'n bont scala aan muzikale mogelijkheden tot zijn beschikking als bijvoorbeeld in zijn passie-composities. Recitatieven ontbreken en protestantse koralen waren natuurlijk helemaal uit den boze. Toch bevat de partituur de nodige woordschilderingen, zoals het Pleni sunt coeli, waarin de muzikale ruimte werkelijk van onder tot boven wordt opgevuld met wemelende nootjes, en horen we de soloviool in Et in unum afdalen vanuit de hemel op de woorden descendit.
En Bach kon natuurlijk wel putten uit de rijke traditie van het gregoriaans: zo is het fugathema van het Credo rechtstreeks ontleend aan de traditionele 'intonatie' van de Credo-melodie, en verschijnt halverwege het Confiteor de oorspronkelijke gregoriaanse melodie als een canon tussen de alt en de bas, en later, in lange notenwaarden, in de tenor.
Even zo subtiel, maar duidelijk waarneembaar is het spel dat Bach speelt met de twee stemmen van Et in unum, waarin hij de relatie tussen de Vader en de Zoon verklankt: de twee stemmen zijn aanvankelijk identiek, maken zich dan, nog steeds imiterend van elkaar los, tot uiteindelijk de tweede stem, zelfstandig geworden, het initiatief overneemt.
Deze fusie van muzikale en theologische concepten demonstreert dat Bach goed onderlegd was op het gebied van de geloofsleer. En ze is ook illustratief voor zijn lutherse opvattingen, waarin de katholieke leerstellingen niet worden verworpen, maar veeleer worden gezien als fundament voor een in letterlijke zin 'hervormd' geloof wat ook blijkt uit de kleine afwijkingen in de tekst, waardoor de 'Grote Katholieke Mis' toch een luthers accent heeft.
Een gedegen en zeer uitgebreide toelichting op de Hohe Messe (waarvoor ik mede heb geput voor deze inleiding) is te vinden op de website van Eduard van Hengel: www.xs4all.nl/~eduardvh
© Frits van der Waa 2011