Een raar opera-jaar met drie jubilea: Wagner, Verdi en Britten. Met zeer verschillende gevolgen. Overvloedig veel Wagner bij de Nederlandse Opera, een enkele mooie opera van Britten, maar het leek wel een anti-Verdi-jaar: er was juist geen enkele nieuwe Verdi-première dit seizoen in de lage landen.
Richard Wagner is in 1813 geboren, Giuseppe Verdi ook, Benjamin Britten is van 1913. Begrijpelijk als er in het operaseizoen 2012/2013 iets extra's van deze componisten te horen is. Maar Verdi moest het dit hele seizoen doen met geen enkele nieuwe voorstelling en maar één reprise bij De Nederlandse Opera: de door Willy Decker prachtig strak en somber geregisseerde klassieker La Traviata. Pas in juni 2014 komt er een nieuwe Verdi bij DNO, maar dan ook een van zijn allermooiste: Falstaff, in een regie van Robert Carsen en met het Concertgebouw Orkest onder leiding van Daniele Gatti.
Benjamin Britten werd herdacht met twee voorstellingen. Opera Trionfo, gespecialiseerd in kleinschalig muziektheater, speelde het volstrekt onbekende Owen Wingrave, een oorspronkelijk voor televisie geschreven, antimilitaristische opera uit 1971 in een sobere regie van de jonge Floris Visser, die de leiding van het kleine gezelschap zal overnemen Het begeleidende Nieuw Ensemble werd gedirigeerd door Ed Spanjaard, die als dirigent dit seizoen op de meest uiteenlopende plekken optrad en de verschillendeorkestebntot optimale prestaties bracht. De Nederlandse Opera nodigde de English National Opera in juli uit om drie voorstellingen te spelen van Brittens laatste werk, Death in Venice, een prachtige voorstelling, geregisseerd door Deborah Warner en gedirigeerd door Edward Gardner.
Maar dan Richard Wagner! Wagner denderde het hele seizoen over de planken en kwam zelfs langs varen in een heuse rijnaak.
De Nederlandse Opera had het vorig seizoen al afgesloten met een niet geheel geslaagde Parsifal in regie van Pierre Audi. Dit seizoen kwam allereerst het grappige Ringetje terug, de Ring-bewerking voor kinderen van Lotte de Beer. Vervolgens de zoveelste reprise van Das Rheingold, het eerste deel van de Ring-cyclus, daarna Die Walküre, het tweede deel, allebei in de bejubelde regie van Pierre Audi. De vormgeving van de ruimte van kunstenaar George Tsypin, met het orkest op het podium, bleef adembenemend, maar de kostuums van goden en mensen ontwerp van de intussen overleden Eiko Ishioka bleken erg gedateerd (reuzen en dwergen waren nog altijd prachtig) en de personenregie deed nu wat stijf aan. De vergelijking drong zich op met de Ring van de veel kleinere Nationale Reisopera, die dit seizoen werd afgerond met Götterdämmerung. Regisseur Antony McDonald, die ook tekende voor decors en kostuums, wist in Enschede een Ring te scheppen op een menselijke maat, gezet in een dreigende jarendertigsfeer. Ed Spanjaard dirigeerde levendiger en lichter dan Hartmut Haenchen bij De Nederlandse Opera.
DNO had nog een klapper in voorraad: een nieuwe voorstelling van Wagners Die Meistersinger von Nürnberg, waar regisseur David Alden niet helemaal uit was gekomen, maar die uitstekend werd gedirigeerd door Marc Albrecht. De vuurpijl kwam enigszins sissend naar de grond, vooral omdat het Muziektheater zelfs bij de première lang niet uitverkocht was. Zijn ook de vurigste Wagner-fans een beetje moe geworden van al het Wagnergeweld, in de wetenschap dat de hele Ring-cyclus begin 2014 nog eens in zijn geheel terugkomt? Of beschouwen ze de Meistersinger niet als een echte Wagner-opera? Of beginnen de verhoogde toegangsprijzen zich te wreken?
Hopelijk komen er meer mensen af op een sympathiek project van Utrechtse studenten die deze zomer op een rijnaak de Rijn afvaren met een modern aangeklede voorstelling van Das Rheingold erin, compleet met een zwembad voor de Rijndames en de dwerg Alberich. Overigens zal de Nationale Reisopera, ondanks haar beperkte budget, volgend seizoen ook nog eens openen met een volledige voorstelling van de Wagner-topper Tristan und Isolde.
Heel creatief reageerde de Vlaamse Opera op het Wagner-jaar met Tragedy of a Friendship van schrijver Stefan Hertmans, componist Moritz Eggert en regisseur Jan Fabre over de tragische vriendschap tussen Wagner en Nietzsche, compleet met highlights uit alle dertien door Wagner geschreven opera's, en met veel bloot, masturbatie, verkrachting en vernedering. Niet geslaagd, wel interessant, zo bleek ook op het Holland Festival.
Indrukwekkend
Gelukkig had De Nederlandse Opera ook afgezien van al die Wagners een indrukwekkend seizoen, mede dankzij de vele contacten en samenwerkingsverbanden die Pierre Audi in zijn drievoudige hoedanigheid als operaregisseur, operadirecteur en directeur van het Holland Festival heeft gekweekt.
Absoluut hoogtepunt was ongetwijfeld Die Zauberflöte van Mozart in de regie van de beroemde Britse theatermaker Simon McBurney van het theatergezelschap Complicite, die helemaal vanuit het niets met een leeg toneel begon en met eenvoudige, duidelijk zichtbare middelen van deze hybride opera een zowel aangrijpend als grappig verhaal maakte.
Een grote verrassing was Guillaume Tell, de laatste, zeer grootschalige, lastig te ensceneren en daarom bijna nooit gespeelde opera van Gioacchino Rossini. Iedereen kent de ouverture, maar voor velen maakt deze volledige uitvoering voor het eerst duidelijk hoezeer deze dramatische opera vooruitloopt op het werk van Verdi. Pierre Audi benadrukte als regisseur de gevoelens van gewone mensen en de familieverhoudingen, vooral de angst van Wilhelm Tell voor het leven van zijn zoontje.
Zeer zinvol was de première van Der Schatzgräber uit 1920 van Franz Schreker in de kale, met projecties aangevulde regie van Ivo van Hove. Verbazingwekkend mooi was ook de herleving in internationaal verband van Einstein on the Beach van Philip Glass en Bob Wilson uit 1976. Erg spannend bleek drie maanden na de wereldpremière in Aix-en-Provence Written on Skin van George Benjamin en Martin Crimp, een middeleeuwse geschiedenis van bewustwording, jaloezie en wreedheid.
Slavernij
De Nationale Reisopera verloor twee derde van haar subsidie en gaat verder als niet meer dan een productiekern. De nieuwe intendant Nicolas Mansfield probeert in het overgangsjaar publiek te trekken met behalve het slotdeel van de Ring-cyclus een Operagala en twee kleine hernemingen met jonge mensen, het charmante Il Segreto di Susanna van Ermano Wolf-Ferrari en een moderne La Bohème van Puccini. Een enorme verrassing was aan het eind van het seizoen Katibu di Shon; Slaaf en Meester, een initiatief van Tania Kross dat de Reisopera onder haar hoede heeft genomen. Het is de eerste opera in het Papiaments, de taal van Curaçao, gebaseerd op een novelle van Carel de Haseth over een fatale driehoeksverhouding in de tijd van de slavernij, met zeer aansprekende muziek van de Antilliaanse componist Randal Corsen, Monique Wagemakers als regisseur en Ed Spanjaard als dirigent van een uitheems ensemble. Dat de opera toch geen overtuigend succes was kwam doordat men Carel de Haseth had gevraagd zelf zijn novelle tot een libretto te bewerken. De opera ontbrak het nu, ondanks de belangrijke inhoud, aan dramatische spanning.
Ook Opera Zuid hield dit seizoen heel redelijk stand, ondanks een fikse subsidiekorting. Voor een groter publiek aantrekkelijke opera's werden op een originele manier gespeeld: Manon van Massenet werd door de jonge regisseur Lotte de Beer naar de glamour en glitter van de wereld van RTL Boulevard verplaatst; Nicola Glück zette Puccini's Tosca tegen een decor van doorzichtig golfplaat (heel inventief werkt in elke stad een plaatselijk koor mee); Pagliacci van Leoncavallo werd door Miranda van Kralingen zelf, samen met Nynke van den Bergh, gezet in een echt circus in het Italië van net na de Tweede Wereldoorlog, de tijd van het neorealisme.
Ook in de Brusselse Munt, vorig jaar door het blad Opernwelt uitgeroepen tot operahuis van het jaar, werden bekende opera's in een nieuw licht vertoond. In Puccini's Manon Lescaut wordt een warme Eva-Maria Westbroek door regisseur Trelinski in een koude omgeving geplaatst; Barbara Hannigan moet van regisseur Warlikowski als Lulu op spitzen balanceren; filmregisseur Michel Haneke wil consequent dat Mozarts Cosí fan tutte geen komedie meer is, maar een donker huwelijksdrama. Ook hier was er een wereldpremière: het vriendelijke La Dispute van Benoît Mernier naar de Franse toneelschrijver Marivaux.
Virtuoos en aangrijpend was bij de Vlaamse Opera de bewerking die Terry Gilliam van de Monty Pythons heeft gemaakt van La damnation de Faust van Berlioz. Hij legde op een verassende manier frappante parallellen bloot tussen de verleiding van Faust door Mefisto en de verleiding van het Duitse volk door de nazi's.
Oud-Nederlands
Het Holland Festival bracht dit jaar zeer veel muziektheater, waaronder twee producties met een groot Nederlands aandeel. Sunken Garden van Michel van der Aa op een gecompliceerd libretto van David Mitchell is een schitterende en diepzinnige opera met als technisch hoogstandje gezongen film in drie dimensies. Verder twee indrukwekkende eenakters van Rob Zuidam over excentrieke vrouwen, Troparion, in het oud-Grieks, over een geëxalteerde vrouw in de Egyptische woestijn en Suster Bertken, de Utrechtse non die zich liet inmetselen in de Utrechtse Buurkerk, in het oud-Nederlands.
Opera en muziektheater maken is duur en gecompliceeerd en er kan gemakkelijk iets mis gaan. Toch waren er dit seizoen nog heel veel kleinere muziektheaterproducties, vaak op locatie, zoals De Stilte van Saar van Vanessa Lann, soms in weer en wind, zoals Arianna van de Veenfabriek. De Veenfabriek had ook tot in Duitsland groot succes met een rock-versie van Moby Dick. Maria Nuñez van Patricio Wang en Frans Lavell was een beeldschoon, actueel en waargebeurd verhaal over een joods-christelijke asielzoekster uit Portugal in het Amsterdam van de Gouden Eeuw. Jammer dat deze voorstelling maar een heel beperkt aantal keren kon worden gespeeld door gebrek aan belangstelling van de theaters. Mooi, fijnzinnig en gelaagd waren ook twee nieuwe korte opera's door het Koninklijk Conservatorium in Den Haag: Sinking van Georgi Sztojanov en Less Truth More Telling van Thierry Tidrow. Laten we hopen dat er ondanks de pijnlijke bezuinigingen toch nog een toekomst is voor nieuw muziektheater. En emplooi voor de vele jonge operaregisseurs die nu noodgedwongen vooral in het buitenland succes hebben, zoals Lotte de Beer, Jetske Mijnssen, Michiel Dijkema en Jim Lucassen.
Top 5 2012-1013 Opera en muziektheater
1. Die Zauberflöte door De Nederlandse Opera
Simon McBurney weet van Mozarts rare combinatie van sprookje, klucht en wijdingsspel een verhaal over echte mensen te maken.
2. Sunken Garden door Holland Festival en English National Opera
Een hoogtepunt door de vragen over leven en dood, de prachtige muziek van Michel van der Aa en zijn gebruik van 3D-film.
3. Death in Venice door English National Opera en de Nederlandse Opera
Ideale integratie van muziek, dans, spel, zang, vormgeving en licht roepen een wrangzoete hunkering op naar jeugdige onschuld.
4. Guillaume Tell door de Nederlandse Opera
Rossini's laatste, weinig gespeelde opera, die hopelijk in deze indrukwekkende en ontroerende productie een geheel nieuw leven zal gaan leiden.
5. Maria Nuñez door Stichting Aorta
Een mooie en actuele muziektheaterproductie, met Sefardisch-Latijns-Amerikaanse muziek van Patricio Wang over een jonge Portugese vrouw die vlucht naar het zeventiende-eeuwse Amsterdam.
© Frits van der Waa en Max Arian 2013