Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

Verschenen in Vrije Geluiden no 4, van 1 april 2000

De vergeten glorie van de zink


Er is geen instrument dat in zo hoog aanzien heeft gestaan en vervolgens zo totaal vergeten is als de zink. Op 5 april speelt het instrument de hoofdrol in een BBC- lunchconcert. Maar wat is een zink?

Een zink is niet van zink, maar van hout. En toch is het geen houten blaasinstrument. De Italiaanse naam is cornetto, wat de spraakverwarring nog groter maakt. Niet omdat er ook een ijsje zo heet, maar vooral omdat er ook een aan de trompet gelieerde toeter bestaat, de cornet-à-pistons, gemeenzaam bekend als `kornet'. En dan is er ook nog een orgelregister dat met de term `kornet' wordt aangeduid.

Kortom, we houden het maar bij `zink', al is dat eigenlijk een Duits woord. Omstreeks 1600 schreven ze het heel deftig als `Zinck', en dat verdiende het instrument ook wel, want het stond toen in hoog aanzien. Luister naar het begin van Monteverdi's Maria- Vespers in een beetje deskundige uitvoering, en je weet waarom. Die aanrollende, triomfantelijke loopjes, helder als klaroenstoten, maar lenig en mild van klank - dat zijn nou zinken.

Een zink is in wezen een houten trompet met vingergaten. Hij wordt aangeblazen als een koperinstrument, door middel van lipspanning. Maar door de vingergaten (zes plus een duimgat) is het mogelijk snelle loopjes en versieringen te spelen. Dat konden koperblazers indertijd nog niet, omdat het ventiel nog niet was uitgevonden.

Er is geen instrument dat zo'n glorie heeft gekend en vervolgens zo totaal is vergeten. Ondanks de grote belangstelling voor oude muziek is de zink een onbekend instrument en zijn zinkspelers schaars. 'Het is in het begin heel moeilijk om er een goed geluid uit te krijgen,' vertelt Josué Mélendez, derdejaars zinkstudent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, 'maar als je over een bepaald punt heen bent wordt het makkelijker.' Mélendez is tevens blokfluitist, een combinatie die je wel vaker aantreft, omdat de vingertechniek erg op elkaar lijkt. 'Ik denk dat er niet één blokfluitist in Nederland is die het niet ooit geprobeerd heeft', zegt hij. 'Maar omdat het in het begin zo lastig is komen de meesten niet verder.'

Hij haalt zijn zink uit de draagkoker. Het is een bescheiden, maar fraai instrument. In het bovenste gedeelte van de achtkantige buis zijn ruitvormige facetjes geslepen. Het geheel is met zwart leer bekleed. Het mondstuk zit er los bij.

'Het is niet moeilijk om een goed instrument te vinden,' zegt hij. 'Ze zijn óf goed óf slecht, er is weinig tussenin. Dat komt ook doordat de constructie heel eenvoudig is.

Een zink wordt gemaakt van één stuk hout. Dat wordt doorgezaagd, en die twee helften worden dan van binnen uitgehold en weer aan elkaar geplakt. Dan worden er vingergaten in geboord, en wordt het instrument met leer bekleed. De mijne is trouwens van plastic, die zijn een stuk goedkoper.' We moeten dan denken aan een bedrag van omstreeks 500 gulden. Een zink van hout is vijf-, zesmaal zo duur.

Aan zinkrepertoire is geen gebrek. Zinken werden gebruikt in hof- en kerkmuziek. Er waren sopraan-, alt- en tenorzinken, en zelfs een heel kleintje, de Discant-Zink of cornettino. In de meerstemmige renaissancemuziek speelde de zink de hoge partijen, al dan niet samen met zangers. Het instrument was veelgeprezen om zijn klank, die het timbre van de menselijk stem dicht benadert. In de vroege barokmuziek is er meer solorepertoire. Mélendez: 'Boven de stukken uit die tijd staat meestal per violino overo cornetto. De zink en de viool werden beschouwd als gelijkwaardige instrumenten.' Maar allengs gingen de componisten meer gebruik maken van karakteristiek violistische eigenschappen, en toen was het gedaan met de zink. Toch bleef het instrument nog tot in de achttiende eeuw in zwang. Bach heeft het in een aantal van zijn cantates nog gebruikt.

Is er in deze tijd nog wel emplooi voor zinkspelers? Jazeker, beaamt Mélendez. 'In Nederland alleen is er misschien niet genoeg werk. Maar in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk is er van alles te doen. In de meeste zeventiende-eeuwse opera's heb je zinken nodig. Je hebt als zinkspeler in elk geval meer perspectief dan als blokfluitist, want die zijn er bij bosjes.'

BBC 3, 5 april, 14.00 uur: Jeremy West (zink) en Timothy Roberts (orgel en klavecimbel) spelen werken van o.a. Byrd, Blow, Buxtehude en Bach.


© Frits van der Waa 2006